De Nacht
Ik open mijn raam, en voel de zachte windvlaag van de avond, die zwoel en warm is. Ik zie een klein musje op mijn schoorsteen zitten. Het diertje fluit niet. Het zit vastgespijkerd op een ijzeren punt. Zijn veren zijn één voor één uitgerukt, en zijn holle oogkassen zijn leeg en zwart. Ik herinner mij hoe ik met gesloten ogen geluisterd heb hoe het diertje langzaam crepeerde. Met elke rochellende fluit, met elke hese angstkreet, met elke toon hoger, en hoger, en hoger… tot hij ophielt.
Mijn kamer is een kerkhof. Een vergaarplaats voor allerhande monsters. De straatlantaarn verlicht een teddybeer in de dakgoot. Ik probeer mij te herinneren welk kinderlijkje er aan verbonden is. Welke botten er in de regenpijp moeten liggen, en ook hoeveel. Misschien naast de flessen in de kleerkast. Ik trek het raam dicht, en sluit de gordijnen, als om zelfs het laatste beetje licht van de straatlantaarn buiten te sluiten. Om me met mijn lijkbleke huid en doodsrode ogen terug te trekken in mijn bottenhol. Om de wereld van waanzin die mij gebaard heeft aan zijn lot over te laten.
Ik draai mij om, en kijk neer op de naakte vrouw op mijn bed. Zij ligt op haar buik, en haar hoofd rust in rechte hoek met haar nek. Haar lichaam grotesk verwrongen, gescheurde kledingsstukken op de grond, en de nog nagloeiende krassen in mijn schouderbladen. Zij is eigenlijk nog geen vrouw, meer een meisje. Een kind, in een volwassen lichaam. Zou háár teddybeer…?
Mijn ogen zoeken de grond, en mijn benen houden zich zo goed als men kan verwachten, gezien de hoeveelheid alcohol in mijn lichaam. Ik strompel naar het bed, en voel mij met gebroken gestel en gedachten als een bejaarde, die de wereld haat, omdat zij kan, wat hij niet kan. Ik licht de deken op, en kruip in het nog warme bed, naast mijn geliefde, die mij nu nooit meer zal verlaten.
Deuteronom, man, 43 jaar
Log in om een reactie te plaatsen.
vorige
volgende