Laag aan een maartse avond hemel.
Worden haar lichtstralen afgebroken,
door lange schaduwen.
Die dan mij weer beschermen,
tegen haar felle licht en helse kracht.
Als haar licht dan uiteindelijk afneemt,
en de schemering haar intrede doet.
Wordt mijn gezichtsveld mij afgenomen,
wat mij dan al niet van mijn omgeving vervreemd.