Een sprookje voor Manoa* [11]
Dinsdag 13 februari 2006
De nacht bleek lang en vochtig; gelukkig zijn wij weer wakker. We liggen plat op onze buik in het midden van de zandbak. Voor ons bevindt zich een zeer diepe kuil. We graven met onze vingers. De kuil moet net zo diep worden tot we ons er samen in kunnen verstoppen, hebben we afgesproken aan het begin van het speelkwartier. Niemand lijkt op ons te letten. Verderop spelen de jongetjes voetbal. Wij vinden de jongetjes maar stom. Juf Elske praat met een andere juf van wie we de naam niet weten. Daarnaast staat Charlotte. Charlotte vindt ons én de jongens stom. Ze komt nooit met ons spelen en juf Elske is haar beste vriendin, zegt ze. Ze vindt het niet eerlijk om haar beste vriendin voor 2 stomme kleuters in de steek te laten. Eigenlijk vinden we onze hele klas maar stom. Daarom graven we een kuil. Als wij ons in de kuil verstoppen, hoeven we zodirect niet meer terug de klas in. Niemand zal ons zien. Onze vingers doen zeer van de harde aarde, maar we zijn vastbesloten ons doel te bereiken. De kuil is al zo diep dat we er half in moeten gaan hangen om de aarde eruit te graven. Dan zijn we klaar. We laten ons langzaam zakken en gaan zitten, met opgetrokken knieën. We kijken elkaar aan en grinniken: het is ons gelukt! We doen alsof we moeders zijn en samen drinken we een kopje thee. We maken paaseitjes van zand en geven die aan elkaar. Chocolade is lekker, maar het onze smaakt een beetje anders. Opeens horen we de juffrouw van de andere klas in haar handen klappen. We weten dat zij het is, want juf Elske klapt anders, zachter. We krimpen ineen en houden ons zo stil mogelijk. Dan horen we dichtbij getrappel. De jongetjes hebben ons ontdekt. Ze staan met zijn allen om de rand van onze kuil en wij kijken angstig naar boven. Eén jongetje trapt wat zand naar beneden en de anderen volgen gedwee. We gillen en voelen zand in onze monden stromen. We kunnen het er niet uit spugen, het smaakt veel viezer dan chocola. We sluiten onze ogen die prikken van de vreselijk scherpe korreltjes. Het wordt zwart voor onze ogen. Prachtige dromen wisselen elkaar af en we zien op tegen de morgen; de morgen van wakker worden in een oude, bekende omgeving. We blijven slapen.
Jeananas, vrouw, 35 jaar
Log in om een reactie te plaatsen.
vorige
volgende