Ik moet eigenlijk voor mijn studie gaan lezen, dus dit is natuurlijk het moment dat ik zin krijg om te gaan schrijven. Dat is hoe het leven werkt.
Maar het is zaterdag en ik heb ook nog zondag en maandag en dinsdagmiddag en woensdag, dus, ja, je snapt dat ik nu nog wel een stukje kan schrijven over iets onzinnigs zoals katten en de kleur roze.
Ik was met een vriendin naar een kattencafé gegaan en we zaten naast een groep Duitse meiden die deden alsof ze nog nooit een kat hadden gezien en dat was best aandoenlijk. Ze wisten niet hoe ze met kattenspeeltjes om moesten gaan. Elke kat moest op de foto. Ik nam twee kopjes thee en een stukje taart en heb met één katje gespeeld en ben er door heel veel genegeerd, wat ik begrijp, want als ik een kat was en mensen steeds kusgeluiden naar me zouden maken, zou ik het ook zat zijn.
Ik zou ook later een kattencafé kunnen beginnen. Maar ik heb niet al te veel positieve verhalen gehoord. Zo zou er een kattencafé in Utrecht komen, dat ging niet door. Het kattencafé in Amersfoort is er ook niet gekomen. Er is misschien niet genoeg animo voor.
Ik kan wel goed taart maken. Misschien moet ik reclame maken voor mijn taart en dáárna overgaan op reclame voor de katten.
Ik had die dag een hele roze outfit aan. Een zwarte blouse met roze en blauw bloemenpatroon, een spijkerrokje en zwarte panty, roze sneakers en een roze vest. Roze glitteroogschaduw erbij en... ik had iets van oorbellen ingedaan. Zoiets. Maar het maakte me blij, al het roze. Ik moet mezelf vaker omringen met dingen die me blij maken.
Zeg ik, terwijl er een kat op mijn gigantische roze deken ligt te slapen, een paar meter van me vandaan. Mijn calathea staat ook nog in het zicht. En alles wat ik roze kan hebben, is roze; mijn waterfles, mijn etui en pennen, mijn rugzak, mijn laptoptas (waar twee sleutelhangers met katten aanhangen), mijn mobiel, mijn toilettas, wat heb ik nog meer?
Vandaag heb ik een witte trui aan. Crèmekleurig.
Het is waarschijnlijk een verschil in perspectief, dat alle kleine dingetjes om me heen me nu blij maken, omdat ze me nu opvallen en ze dat eerst niet deden.
Ik heb cactuszaadjes gezaaid en nu moet ik wachten tot ze iets gaan doen, want ik heb werkelijk geen idee hoe een cactus zich ontwikkeld, dus dat is spannend. Ik heb ook knoflook geplant. Dus dat zijn wat projectjes.
Ik heb nog steeds hoop dat we binnenkort een woning kunnen bemachtigen en met binnenkort bedoel ik: hopelijk binnen dit schooljaar. En dan maak ik hem roze in plaats van babyblauw, zoals de vorige keer. Roze en geel. Ik wil meer kleur.
En dan zeggen mensen: zou je wel geel doen? Geel is zo'n paaskleur. Een babykamerkleur. De combinatie is ook een beetje kinderachtig. Roze is namelijk ook een babykamerkleur.
Dat is allemaal negativiteit, want als ik muren moet verven, dan ga ik er één geel en twee roze doen en dan realiseer ik me later dat dat een grote fout was en dat is hoe dat werkt. Felgeel en felroze. Wel een warme geel. Zonsondergang-geel. Ik weet al die kleurnamen niet.
Dit is allemaal gelul, want ik ben waarschijnlijk te lui en
cheap om meerdere kleuren verf te kopen, dus het gaat wit worden.
Of zo.
Of het thema wordt weer blauw, omdat ik al zoveel blauwe woonaccessoires heb, dat dat de makkelijkste optie is. En met zoveel bedoel ik: een lampje, vier waxinelichthoudertjes en een kaarsenhouder.
En nu wordt het weer herfst en winter en denkt de wereld (of: de Hema) dat iedereen in bordeauxrode kamers met bruintinten en vooruit, wat aubergine, wil zitten en dat is niet mijn ding en dat is het ook nooit geweest.
Ik wil alweer lente. De verwarming staat hier nog niet aan en het is koud en ik ben alweer verkouden. Mijn beddengoed ligt in de was dus ik heb geen kleedje, behalve die gigantische waar de kat nu op zit, maar dat is niet handig, om me in een kleed van twee meter groot te wikkelen. Ik heb geen zin om straks om half acht de deur uit te moeten voor college, maar ik heb geen keus.
Maar mijn ouders zijn nu niet thuis, dus ik draai de thermostaat even een halve graad omhoog. Ssssh.
Ik heb hier niet zo veel te zeggen, want toen ik de nieuwe mixer op een andere manier in de houder wilde zetten, - hij stond scheef -, riep mijn vader alleen: 'Nee!'. Ik draaide de mixer alleen om. Had hem niet neergezet. Als ik hem had neergezet, was er niets gebeurd. Wow, dan stond hij weer scheef. Wat een catastrofe.
Woef? denk ik dan. Woef, woef, woef?
Ben ik een hond? Nee. Moet je me dan behandelen als een hond? Nee.
Ik waardeer het ook niet als je 'Sssh.' of 'Goed zo.' tegen me zegt, want dan denk ik: woef?
Nee, ik ben nog steeds geen hond.
Zeg dat soort onzin maar tegen je huisdier.
Je weet wel, 'Goed zo meisje, wat knap.', dat soort dingen, dat zeg je maar tegen de kat, of weet je, je steekt het in je reet.
Sorry, ik word graag gerespecteerd.
Of toen mijn pa in de keuken stond en zei dat ik bloem, die ik voor hém had afgewogen, moest opruimen en toen zei ik ja, ik wacht even.
'Wacht je tot ik weg ben?'
'Jup.'
En twee minuten later zei hij weer dat ik het moest opruimen. En twee minuten later weer. En nog stond hij in de keuken in de weg te staan. En dan voel ik me die smiley waarbij de ogen aan de onderkant en de lach aan de bovenkant zitten.
Deze:
Vader, waarom ben je zo.