Jij en ik.
Jij en ik. We zitten op een steen en kijken elkaar aan. "Wat grappig, je ogen bewegen", zeg jij. "Ik wil je ook helemaal bekijken", zeg ik. We blijven zitten tot onze ogen slaperig beginnen te worden en uit moeheid langzaam dichtvallen. "Ik wil niet slapen, ik wil je zien", zeg ik. Jouw ogen zijn al verder dan de mijne. Ik zie je oogleden die gaaf zijn als het huidje van een baby. Ik zit hier met jou, alleen met jou op een steen. We hebben het fijn, we zijn gelukkig.
De steen verandert in water. Opeens zwemmen we in een diep meer waarvan de oevers onzichtbaar zijn. We proberen onszelf boven water te houden, maar onze armen zijn loom van het lange stilzitten. Ik probeer je te roepen, maar een golf plenst over je heen. Waar ben je nu? Waar moet ik je zoeken? Als een dwaze begin ik in het rond te zwemmen. Dan zie ik je. Ik kijk je nog één keer aan met mijn laatste krachten en zink dan diep naar de bodem.
Jij en ik. We zitten op een wolk. Een wolk zit zachter dan een steen. We kijken elkaar aan. "Wat grappig, je ogen bewegen", zeg ik. "Ik wil je ook helemaal bekijken", zeg jij. We blijven zitten tot onze ogen slaperig beginnen te worden en uit moeheid langzaam dichtvallen. "Jij bent mijn droom", zeg ik. Ik word nooit meer wakker.
Jeananas, vrouw, 35 jaar
Log in om een reactie te plaatsen.
vorige
volgende