De wind raast langs zijn lichaam en als hij niet beter wist zou hij zweren dat ze, met iedere dag dat hij hier komt, hem harder tegenwerkt. Vandaag is haar onzichtbare hand verbazingwekkend krachtig en lijkt hem tegen zijn borst terug te duwen naar waar hij vandaan kwam. Zijn voetsporen zijn, voor een oog dat weet waar het naar moet kijken, te ontdekken in het rotsachtige pad dat achter hem ligt. Tekenen van een worsteling om hier, op deze plek en op dit moment, te arriveren. Onder hem de zee, eveneens woest. Dat het ziltige water zijn gezicht bereikt vindt hij een bewonderenswaardige prestatie. Het klif moet minstens tien meter hoog zijn.
Het
huisje kraakt en wiegt mee in de klaagzang van de storm. De houten deur protesteert onder zijn vuist wanneer hij vastberaden klopt in de stille hoop dat zij verschijnt. In zijn hoofd herhaalt hij alle mogelijkheden die deze ontmoeting kan genereren, oefent wat en hoe hij zal verwoorden wat hij wil zeggen. De uitkomst van deze voorstellingen is altijd een ondraaglijke pijn en toch besloot hij, al een geruime tijd terug, dat dit het laatste was wat hij moest doen.
Dagen geleden, het lijkt inmiddels een eeuwigheid, gleden zijn vingers over de toetsen van zijn oude piano. Koortsig noten optekenend stelde hij zich voor dat het haar lichaam was dat hij liefkozend beroerde. Een opzwellend hart hield hem 's nachts wakker, hunkerend naar verlossing fluisterde hij haar naam tegen het duister van de nacht. Hij werkte uren achtereen totdat zijn vingers zo pijnlijk aanvoelde dat hij gedwongen werd te pauzeren. Anderhalve minuut van hoorbare pijn is wat hij creëerde na deze exercitie. Het reikt naar perfectie, maar net zoals hij, zal ook zijn samenspel van klanken nooit voldoende zijn.
De deur blijft gesloten, de vale gordijnen strak samengetrokken. Een scheur in de stof, precies groot genoeg voor zijn oog, verschaft hem een beperkte blik op de kamer. Hij staart naar binnen en alle herinneringen aan haar zachtheid stromen als een warme rivier zijn lichaam binnen, hij laat zich met de stroom meevoeren en verzet zich niet langer. Zijn verkrampte hand, de papieren met zijn muzikale betoog vasthoudend, verzwakt. Zijn wilskracht verslapt steeds een beetje verder terwijl het besef daalt dat zij hier niet is. En waarschijnlijk nooit meer zal zijn.
Met zware benen keert hij terug naar de vuurtoren aan het einde van het pad, waar hij hoopte licht te vinden in de donkerste periode van zijn armzalige leven. De piano de enige manier waarop hij het hoofd kan bieden aan het gewicht van zijn stemming. De oude transmitter op het bureau schakelt hij aan, mompelt een aankondiging voor zijn imperfecte compositie en laat zijn vingers een laatste maal over de toetsen glijden. De immense studie aan noten en klanken ligt verspreid over de vloer, het stuk volledig vanuit zijn gedachten spelend verwerkt hij ieder druppeltje emotie dat hem nog rest in deze laatste poging haar te bereiken.
Als de laatste toets beroerd is staat hij op en schakelt de lamp hoog in de toren uit. Duisternis omarmt hem, de nacht is troebel, evenals zijn geest. Zijn hart voelt loom, verslagen. Zijn adem raspt en na jaren vloeien de tranen, eindelijk.