Slaap je? .7
ZIJ.
Overmorgen mag ik weer gaan werken. Het geld gaat hard nu je hier ligt, ook al wordt een groot deel door de verzekering gedekt, dus is het ook wel weer nodig. Ze belden me vanmorgen vanuit een school in IJmuiden. De lerares van één van de kleuterklassen is met spoed opgenomen in het ziekenhuis; kanker geloof ik. Kleuters ben ik niet gewend, maar het gaat me vast wel lukken. Daarnaast is het ook een zekere afleiding, zodat ik niet steeds maar zit te denken hoe het met jou zou gaan.
Al kon je eens een klein teken van leven geven, een teken dat je verstaat en begrijpt wat ik zeg. Al zou je het niet horen, het blijft fijn om tegen je te praten, maar ergens in mijn hart heb ik toch enige bevestiging nodig. Je draagt een papieren pyjama van het ziekenhuis: geel. Je houdt niet van geel, maar zo veel maakt het niet uit wat je aan hebt op dit moment. Ik wil je kussen, op je wang en op je mond. Ik wil dat jij me terug kust.
Mijn bed moet ik binnenkort afstaan. Iedere dag stromen er meer patiënten binnen en die moet ik natuurlijk ook voorrang geven. Ik ga het wel missen om voortdurend van je toestand op de hoogte te zijn, maar aan de andere kant is het ook wel eens fijn in alle rust te kunnen slapen, zonder dat gepiep van de hartbewaking. Word jij daar nu niet gek van? Of hoor je het niet eens meer?
HIJ.
Ze gaat weer werken en ik lig hier in de meest afschuwelijke pyjama die ik me kan voorstellen – althans, daar ga ik vanuit. Hoe goed kan mijn leven zijn? Af en toe word ik gek van dit leven. Al het gepiep om me heen en het gevoel dat eten en drinken van alle kanten mijn lichaam binnen stromen en dat het er net zo hard weer uitgaat zonder dat ik er zelf moeite voor hoef te doen. Om me heen is het een constante bedrijvigheid. De stemmen van de verpleegsters kan ik nu met gemak uit elkaar houden, maar dat komt meer omdat ze in mijn oren zo vreselijk lelijk klinken. Gepiep van de monitor houdt me soms nachtenlang wakker, zonder dat ik even het volumeknopje om kan draaien. Het enige lichtpuntje in dit vervloekte ziekenhuis is zij, maar zo meteen is ze hier niet altijd meer.
Een gele papieren pyjama. Hoe hebben ze het kunnen verzinnen? Oké, als er iets moet gebeuren, scheuren ze de kleren van mijn lijf, al heb ik liever dat iemand anders dat doet op een ander moment. Als ik thuis kom ga ik gelijk naar de P.C. Hooft om een totaal nieuwe garderobe aan te schaffen. Ik houd van nieuw, modern en duur: ik wil enig zijn in mijn soort. Hier in dit ziekenhuis ben ik een eenling in een massa, een massa van mensen met een vervloekt leven.
M’n vader is hier nooit geweest en ik denk ook niet dat hij nog zal komen. Ze heeft hem gebeld, dat weet ik zeker, maar verder heeft ze nooit een woord over hem gerept. Eigenlijk zou ik hem niet moeten missen. Hij was er nooit op de momenten dat ik hem nodig had en dit zal ik geen moment noemen dat ik hem nodig heb. Toch denk ik steeds vaker aan hem sinds ik hier lig. Ik bedenk manieren om onze relatie toch weer wat leven in te blazen, een manier om alles wat ik gedaan heb ongedaan te maken, een manier om zijn excuses te ervaren. Veel moeite heeft hij niet gedaan, maar het laatste wat hij me vertelde viel hem zwaar.
Jeananas, vrouw, 35 jaar
Log in om een reactie te plaatsen.
vorige
volgende