Met een verwrongen aangezicht.
Kijk ik ui het raam mijn wereld in.
Vervaagde beelden,
gaan aan mijn netvlies voorbij.
Ze vervagen in mijn ogen,
door de tranen die er stromen.
Tranen veroorzaakt,
door de bureaucratie om me heen.
Arbeid heeft mij al jaren geleden,
de das omgedaan.
Gebukt onder een juk leidt ik mijn leven.
Het is het juk van de onderdrukking,
met het machteloosheid gevoel als gevolg.
Door de macht van ambtenaren.
Die hun eigen leven verraden,
om zo door te kunnen gaan.
Al sterf ik duizenden doden van binnen.
Door gekleineerd te worden,
door diegene die proberen gebruik te maken.
Van mijn enige en kostbaarste bezit,
mijn zuivere geest.
De geest die weigert zich er aan toe te geven,
en nooit de strijd op zal geven.