Voor de zoveelste keer sta ik met het enige wat ik op dit moment heb, een tas vol spullen op straat.
Ik wacht op de bus, terwijl ik staar naar de mensen om me heen. Ik zie een vrouw met mooie blonde krullen in een auto met twee kinderen langs rijden. Kon ik maar ruilen. Kon ik maar diegenen zijn die naar een warm huis ging, waar mensen op me wachten en er blij mee zouden zijn als ik binnen kwam. Alleen ik weet dat ik dat niet heb. Eigenlijk weet ik dat al me hele leven, al maakte ik me er als klein kind niet zo druk om .. ik wist niet echt beter. Het besef kwam denk ik pas echt de eerste keer dat ik uit huis werdt geplaatst.
Ik bijt op me lip, ik wil nu niet huilen niet hier waar iedereen me kan zien.
Huilen lost mijn problemen niet op ookal weet ik dat het onvermijdelijk is om het niet te doen zeker voor z'n huilebalk als mij. Vroeg of laat zullen de tranen toch wel komen of ik het nou wil of niet.
De bus stopt, ik check in. Terwijl de bus de route naar het station rijdt, kijk ik naar mezelf op de beelden die worden opgenomen in de bus op een klein tvtje. Ik kijk naar het meisje op het beeldscherm, ben ik dat? In mijn hoofd heb ik altijd z'n ander beeld vanmezelf. Op dat ding lijk ik altijd veel knapper dan ik in werkelijkheid ben. Gelukkig zit er geen inzoom ding op die camera, kon iedereen in de bus mijn puistjes gaan tellen. Ik kan het niet laten om mijn tong uit te steken naar de camera, ik moet er om glimlachen. De eerste lach van vandaag na al dat verdriet. Is het triest als je om jezelf lacht?
Eenmaal op het station aangekomen kijk ik naar het vertreksbord. Ik stap in de trein, in een bijna lege coupe. Ik hoop plechtig dat er niemand naast of tegen over me komt zitten want mijn hoofd is rood en opgezwolle, niet echt bepaald charmant. Ach fock it ook, ze kennen me toch niet.
Uit mijn grijze weekend tas puilt het hoofd van me knuffelbeer uit. Mijn lieve beer, de enige die na al die jaren mij overal trouw gevolgt heeft. Wat best wel ondakbaar werk is aangezien hij al vaak de hoeken van me kamer heeft gezien als ik weer eens boos was.
'Amsterdam Sloterdijk' roept de conducteur om. Dat uurtje in de trein vloog zo om, misschien dat het komt omdat ik liever had blijven zitten. Gewoon voor altijd in de trein zitten en nooit meer uitstappen.
Ik weet dat dit niet echt een reële optie is en stap daarom maar gewoon uit. Ik loop richting de metro. Ik ben benieuwd en misschien ook wel een klein beetje bang hoe mijn vader reageert als ik voor de deur sta. Ik denk dat ik wel één nachtje bij hem kan slapen tot ik morgen kan bedenken waar ik heen moet.
Morgen een nieuwe dag met nieuwe kansen en vast ook wel ideeen. Alleen op dit moment wil ik als een zielig klein muisje wegduiken met me hoofd onder de deken, eventjes vetstoppen voor alle problemen en chaos. Want ik zeg vaak dat het allemaal wel goed komt, maar op dit moment is toch alles mij een beetje teveel.