Brief
Ze stapt in en kijkt door het benevelde raam nog even naar de man van wie ik aanneem dat hij haar vader is, een brede lach speelt op haar jonge lippen maar een regenachtige floers hangt rond haar ogen. Haar gezicht valt weg tegen de straatlantaarns die langsglijden achter het glas, alleen haar ogen blijven haast magisch hangen in het duister, zwevend boven de natte straatstenen.
Of het dit onbekende kind is in de avondbus, of de natte pleinen van van dit verlaten dorp of simpelweg het feit dat tegenwoordig alles mij aan jou doet denken, maar feit blijft dat jouw gezicht opduikt in het nachtelijke landschap als zat je naast me in de bus.
De laatste keer dat ik je sprak liepen we urenlang door een lege stad, als ontdekkers in een vreemd land; de nacht verleend elke plek een zeker allure van spanning en erotiek. Ook toen echter dacht ik, evenals nu, terug aan de vorige keer dat ik je sprak. Het lijkt wel alsof ik alles pas een plekje kan geven als het geschiedenis is. Het is een wat trieste realisatie op een regenachtige februariavond.
Mijn bus is niet leeg, buiten mij en het meisje is er nog een handvol andere mensen, maar ieder van ons lijkt gevangen in zijn eigen eenzaamheid, terwijl het schemerduister ons als vanzelf tot zwijgen maant. Ook toen we over straat liepen spraken we niet veel, maar ik was al gelukkig als ik merkte dat je nog naast mij liep en af en toe even in mijn hand kneep. Dat was genoeg om te eenzaamheid op afstand te houden, waar hij zwijgend toekeek wachtend op het moment dat ik weer alleen zou zijn, of onder andere mensen. Mensen die niet jou zijn.
Ik weet niet goed waarom ik je dit schrijf. Ik mis je, denk ik. En ik zal zoiets niet snel zeggen, of hoogstens met zoveel spot in mijn stem dat niemand ooit zal beseffen hoe hartverscheurend serieus ik het meen, hoezeer ik je mis, en de belofte die elke nacht draagt als jij bij mij bent en zachtjes mijn hand vastpakt.
Wolfe Tone, man, 39 jaar
Log in om een reactie te plaatsen.
vorige
volgende