Een dag in het leven van Robert Nielsen
Robert Nielsen werd op een dag wakker en dacht lang na. En nadat hij lang nagedacht had kwam hij tot de conclusie dat hij niemand was. Hij had geen naam, geen leeftijd en geen beroep. Het enige dat hij had was een zwarte boxershort.
Zijn voeten staken onder de witte lakens uit, en waren hel verlicht. Het moest dus dag zijn. Hij volgde de lichtstralen tot een raam, net boven zijn hoofd. Toen hij naar buiten keek zag hij alleen maar weiland, en verderop wat bosjes. Geen mens te zien. Ook geen dier trouwens.
Hij stond op, en liep naar de dichtstbijzijnde spiegel; die bevond zich aan de binnenkant van de deur van zijn kleerkast.
Wat hij zag was een niet onaantrekkelijke man van in de dertig, met halflang blond haar en een lang slank lichaam, dat nog niet de tekenen van ouderdom vertoonde. Bij een lichaam, dacht hij, hoort ook een naam, en die heb ik niet meer.
Jansen is de zoon van Jan, en ik ben niemands zoon. Niemandsen klinkt niet, maar via Nihilsen kwam hij uiteindelijk bij het redelijk neutraal klinkende Nielsen. Nu nog een voornaam, dacht Nielsen, maar hij kon niets bedenken.
Dan maar ontbijt. Na het ontbijt besloot Nielsen dat hij fotograaf zou worden. Nadat hij zich had aangekleed stapte hij op fiets die hij in zijn schuur vond, en reed naar het eerste dorp dat hij zag staan op de wegwijzer.
Aangezien hij niet wist wie hij was kon hij bij de bank geen geld krijgen, maar hij had thuis een kleine vijfhonderd euro gevonden, en besloten dat dat voldoende moest zijn om een fotoapparaat te kopen. Hij moest alleen nog wel een voornaam vinden, maar dat zou wel komen.
Voor de fotowinkel zette Nielsen zijn fiets neer, en liep naar binnen.
Een zacht belletje kondigde hem aan bij de fotograaf. Tenminste, hij ging er vanuit dat de kleine ietwat schrale man achter de toonbank fotograaf van beroep was. Een veronderstelling die bij nader inzien nergens op gestoeld bleek: de man wist even weinig van fotografie als Nielsen. Hij kon hem met moeite uitleggen wat een goed toestel was. Dus koos Nielsen het toestel dat hem het meeste aanstond. Het koste vierhonderd en vijftig euro. Van het resterende geld kocht hij nog enkele fotorolletjes.
Op de drempel draaide hij zich om, en vroeg de foto-man naar zijn favoriete fotograaf.
- Robert Cappa - antwoordde deze zonder te twijfelen.
Nielsen zei vriendelijk bedankt, en vertrok.
Hij had nu een voornaam: Robert. Hij proefde de naam enkele malen en was niet ontevreden over zijn vondst.
Terwijl hij zijn laatste geld besteedde aan een lunch in het plaatselijke eetcafé, bedacht hij zich dat hij vrolijke mensen wilde fotograferen.
Hij keek naar buiten, zag dat de zon scheen en voelde op datzelfde moment de warmte op zijn huid. De beste plek om vrolijke mensen te fotograferen zou met dit weer het park zijn, zo dacht Nielsen.
Het zou geen doen zijn te vertellen wat Nielsen allemaal meemaakte die dag in het park. Alles was een nieuwe ervaring voor hem. Het park, de bomen, de vogels, het water, de mensen.
Hij liep urenlang verwonderd en overdonderd rond en maakte foto’s van alles wat hem vrolijk voorkwam. De zon, de bloemen, de kinderen die speelden in het gras, en de vele verliefde paartjes die met dit zonnig weer steevast het park overstroomden.
Enkele malen werd hij aangesproken door mensen die zich afvroegen wat hij aan het doen was. Dan haalde hij zijn schouders op, lachte hen stralend toe en maakte nog een foto.
De meeste mensen moesten hierom lachen en liepen door.
Tweemaal moest hij rennen. De eerste keer voor een boze bokser die niet wenste dat iemand zijn vriendin fotografeerde.
De tweede keer voor een vader die hem voor een kinderlokker hield. Enkele jaren eerder was er een incident met een buurkind geweest in het park, en sindsdien was de vader erg voorzichtig als hij met zijn dochter in het park was.
Tegen tien uur ’s avonds hield Nielsen op, en ging naar huis. Niet omdat hij moe was, maar omdat het te donker werd om nog te fotograferen, en het park leeg werd.
Voor hij naar echter huis ging, stopte hij nog bij een winkel die 24 uur open was, en foto’s binnen een uur kon afdrukken. Althans, daar maakten ze reclame mee. In werkelijkheid moest Nielsen een uur en vijfendertig minuten wachten.
Eenmaal thuis gekomen prikte Nielsen alle foto’s met punaises op de muur van zijn slaapkamer, daarna ging hij slapen.
De volgende ochtend schrok hij wakker van een scherpe zoem. Hij keek naast zich op de nummerherkenner van zijn telefoon: het was zijn werk.
Hij nam op. Met Jan?
- Jan?-
Het was Martin.
- Jan, kerel, waar was je gisteren? -
Hij dacht na, maar hij kon zich niet bedenken waar hij gisteren geweest was. Had hij iets gemist dan? Hij was niet helemaal zichzelf geweest gisteren..
- Gemist?! -
De stem van Martin werd steeds hysterischer, en hij voelde een sterk verlangen om terug te gaan schreeuwen. Alle stress en drukte die bij zijn baan hoorden, die bij zijn leven hoorden, namen hem weer vast in een houtgreep. Dit was zijn leven.
Terwijl de stem aan de andere kant een verhaal over een vergadering afstak keek hij om zich heen. Overal om hem heen hingen foto’s.
Hij zag gezichten, bloemen, vogels en luchten, en plotseling golfden de woorden over hem heen, en verdwenen als wolkjes uit het raam boven hem.
De foto’s gaven hem een rustig gevoel, en zonder verder na te denken hing hij op.
De plotselinge stilte werkte bevrijdend.
Hij liet zich achterover zakken, en viel in een lange gelukzalige slaap die drie dagen duurde.
Wolfe Tone, man, 39 jaar
Log in om een reactie te plaatsen.
vorige
volgende