Goed en met jou?
Onlangs zat ik met een vriend te praten, en ik vertelde hem, dat ik jou laatst nog tegen gekomen was. Ik weet niet, of je het nog weet, of je het meent te weten, oprecht vergeten bent, of dat je mij misschien wel uit je geheugen gebrand hebt. Ik denk ook niet dat je het zelf nog precies weet. Voor zover ik weet kan de herinnering zich al lang en breed vermengt hebben met een andere herinnering. Een verjaardag, een vluchtige kus, of iets veel banalers. Misschien herinner jij je nu, dat je mij tegenkwam onderweg naar het toilet, maar op een ander punt in de tijd. Op een andere plaats, of dezelfde.
Ik op mijn plaats, zal mij dan herinneren, zij het met gespeelde moeite, dat jij altijd tijd en ruimte door elkaar gooide, als had de wereld geen vat op jou. Veel mensen zagen dat als eenvoud, maar dat was het niet. Nee, dom was je niet, al waren er weinig, en zijn er nog steeds weinig, die mij daarin gelijk geven. Je was complex. Veel complexer dan jij of ik ooit hebben kunnen beseffen.
Je uiterlijk hielp natuurlijk ook al niet mee. Maar aan de andere kant is dat natuurlijk wel, waar het allemaal om begonnen is. Op het eerste gezicht, was, en ben je een stralende blondine. Met een goed figuur, en een knap gezicht. Iets wat mij normaal niet bijzonder aantrekt overigens. Maar bij jou was er meer. Achter die lachende façade lag een zekere droefgeestigheid, die mij niet onberoerd liet.
Heb ik je verkeerd ingeschat? Lange tijd heb ik gedacht van wel. Als liefde interesse in iemand is, dat heb ik gehandeld uit liefde. De tweeledigheid van je gezicht liet mij niet meer los. En jij moet dat ook gemerkt hebben. Gemerkt hebben dat ik meer in jou zag, dan de meeste mannen. Maar was dat ook zo? Wilde ik niet gewoon meer zien? Misschien ook, zag ik mijzelf wel terug in jouw ogen. Ik was in die tijd tenslotte ook niet het toonbeeld van geluk. Heb ik mijzelf bedrogen?
Na die lange dagen, toen ik je echt leerde kennen. Na onze eerste nachten samen, heb ik die droefgeestigheid nooit meer teruggezien. Had ik hem verjaagd? Ik bleef zoeken, en jij snapte niets van wat ik zocht. Zo dreef ik jou, en jij mij tot waanzin. Tot er iets knapte.
Ik heb je tot lang daarna ontweken, bang als ik was om alsnog terug te zien, wat ik, of beter jij, kwijtgeraakt was. Ik kwam je nooit meer tegen, en je verdween uit mijn gedachten. Ik kon weer omgaan met anderen, en de laatste maanden heb ik zelfs geen enkele keer meer aan jou gedacht. Dit schrijf ik niet uit rancune, maar als vaststelling. Tot ik je laatst dus weer zag.
In eerste instantie schrok ik, toen ik achter het knappe meisje op de trap jouw trekken ontwaarde. Alle droefgeestigheid was nu uit je verdwenen, en je leek gelukkig. Ik zag aan je ogen dat je mij ook herkende, al reageerde je niet totdat ik op je af stapte. Misschien zijn wij beiden een katalysator geweest voor elkaars ongeluk. Ik weet het niet. En het maakt mij eigenlijk allemaal ook niet zo veel meer uit, nu.
Jou denk ik ook niet.
Of je nog iets tegen mij gezegd had, wilde mijn vriend weten.
En ik antwoordde hem knikkend;
- Goed, en met jou? -
Wolfe Tone, man, 39 jaar
Log in om een reactie te plaatsen.
vorige
volgende