Ergens in een hoekje van mijn balkon vind ik scherven.
Ooit moet het een bloempot zijn geweest.
Lang geleden.
Hoelang? Ik heb geen idee. Gewoon nooit meer op gelet.
Het moet ergens rond de tijd zijn geweest, dat zij uit mijn leven verdween.
Uit het leven werd gerukt eigenlijk.
Met lichte schrik bedenk ik me, dat dat alweer een paar jaar geleden gebeurde.
Waar was ik zolang? Gewoon hier. Fysiek. Maar mentaal? In de overlevings-mode.
Op de automatische piloot. Ik leefde, maar niet echt.
De laatste tijd zie ik meer tekenen van het feit dat mijn leven stil heeft gestaan.
Spullen die ik nooit meer heb gebruikt, gestouwd in een keukenkastje.
Een doos vol kleding, van haar nog. En nu dan deze scherven die hier op mijn hand rusten.
Veel te lang keek ik er gedachteloos overheen. Niet belangrijk. Er was niemand die het zag.
Behalve ik. Stiekem ontbrak de zin en de moed om het te veranderen. Ik ademde mijn adem in de
ruimte die overbleef.
Nu heb ik sinds kort soms dagen dat ik met een rol vuilniszakken ten strijde trek.
Zonder ook maar een sprankje schuldgevoel gooi ik van alles weg. Het voelt heerlijk.
Want langzaam ruim ik zo de rotzooi van mijn leven op, en schep ruimte en wat orde.
In huis en in mijn hoofd.
Ik denk dat ik hier aan toe was. En ik durf ook te zeggen waarom.
Nu pas ben ik er weer echt. Ik LEEF weer.