Naaktstudie
Het ruwe gezicht in het raam grijnst mij toe met de dode grijns van een reeds oude man, terwijl een ekster wegvliegt over eindeloze industrieterreinen - de grafmonumenten van de moderne beschaving. Tegenover mij zit een godin, net zo zwijgzaam als ze mooi is. Haar haren golven langs haar hals omlaag, voorbij haar prachtig gevormde borsten, tot aan waar de allesbelovende welving van haar heupen begint. Ze kijkt mij aan vanachter haar veel te grote zonnebril, die enkel nog groter en grotesker lijkt nu zij verder niets draagt. Haar lichaam heeft de volle rondingen van een rijpe vrouw, maar haar dunne polsen verraden nog kind. Net als haar adem, die geurt naar jasmijn en gras na een korte regenbui; de geur van jeugd, iets dat ik al zo lang achter mij gelaten heb.
Alles aan haar is erotisch geladen, en zou mij moeten opwinden. En dat zou het ook als zij anders keek. Maar haar blik is zo intens naakt en droevig, als uit een lied van Cohen dat ik bij flarden herinner. Ze heeft alles voor mij afgelegd; haar kleding en maskers. Ze heeft haar leven ontkleed, de lagen beschaving van zich gewassen. Alleen in die groteske, scheve zonnebril die heen en weer wipt op het puntje van haar neus bewaart zij haar laatste geheim.
Zwijgend neem ik haar op - en zij mij. Wat zou zijn zien vanachter die groene glazen? Een oude man al, uitgeteerd - niet langer aantrekkelijk voor een jonge vrouw als zij en derhalve nog slechts in naam een man. Zich niet verbergend achter een zonnebril maar achter een schildersezel. Naakt als zij, uit een soort valse solidariteit, bedoeld om de situatie 'echter' te maken. Maar hoe minder een mens draagt om zich achter te verbergen; des te harder tracht hij. En die zoektocht, die wanhopige pogingen de eigen naaktheid enkel fysiek te houden, dat te vangen is het spel met de penseel dat ik al zo lang speel.
- Zet je bril af. Het was geen commando, ze wist dat het moest, wachtte enkel de woorden af. Met zichtbare angst verwijderde zij het laatste stukje bescherming van haar gezicht; pas nu was zij werkelijk naakt. Ze keek nog intenser dan eerst, maar minder bedroefd, alsof zij bevrijd was van iets, alsof ze met haar bril ook haar laatste stukje identiteit had afgelegd. Naakt was zij nu als een wit blad, om door mij beschilderd te worden.
Niemand zou haar ooit in mijn schilderijen herkennen, want ik schilderde niet haar, de vrouw met al haar kenmerken, eigenschappen en gewoontes. Ik schilderde de naakte mens, ongeboren en ongeschonden; ongevormd als ruwe steen maar teder als de avondschemering die langs mijn raam kroop terwijl ik ruste van mijn werk, en zij zich langzaam aankleedde.
Wolfe Tone, man, 39 jaar
Log in om een reactie te plaatsen.
vorige
volgende