Vijf minuten op de rand van het bed

Hij streek het plukje haar uit zijn ogen, schoof het bedachtzaam achter zijn rechteroor, en rekte zich langzaam uit. Het elektrische klokje naast het bed gaf 6:55 aan; hij was zoals altijd exact vijf minuten voor de scherpe pieptoon het gewenste uur van ontwaken aankondigde wakker. Hij zette het apparaat uit om zijn vrouw niet onnodig wakker te maken.

Vreemd, dacht hij, terwijl hij zijn over de rand van het bed duwde, dat hij alleen nog maar over haar kon denken als ‘zijn vrouw’ en nooit bij haar naam. Alsof de formaliteit van hun huwelijk meer betekenis had dan haar karakter, of hun relatie; alsof het feit dat hij een vrouw had belangrijker was dan wie zij was. Hun huwelijk was niet slecht, in tegendeel: het was perfect. Alles was perfect. Hun huwelijk, zijn baan, hun huis, hun familie. Maar aan een perfect leven ontbreekt een ding: de imperfectie.

Hij keek naar het slapende lichaam van zijn vrouw. Ze was zeker niet onknap. Slapend op haar rug waren haar ronde vrouwelijke vormen goed te zien. Haar lange blonde haar lag als een waaier om haar hoofd heen en een niet te duiden maar zeker charmante uitdrukking speelde op haar gebruinde gezicht. Een gezicht dat nog niet de sporen van ouderdom of hard werk vertoonde. Dit alles zag hij terwijl hij op haar neer keek. Maar hij voelde geen vertedering, geen liefde, zelfs geen verlangen. Ze was een vrouw, zijn vrouw. Maar ze had ook een willekeurig ander persoon kunnen zijn. Hij vond het niet onprettig om bij haar te zijn, maar ze
had niet dat speciale, dat unieke, dat per persoon verschilt, en dat ons verliefd laat worden, dat ons van iemand doet houden. Of althans: hij zag dat niet in haar.

Nu komt bij veel echtparen zo’n moment, het verschil met hun huwelijk echter was dat het altijd zo geweest was.Hij was niet met haar getrouwd omdat hij van haar hield, maar omdat er geen reden was om niet met haar te trouwen. Was hij ooit verliefd op haar geweest? Waarschijnlijk niet, maar het had hoe dan ook waanzin geleken om haar af te wijzen; het zou een daad van wanhoop zijn geweest. Of van verzet, bedacht hij zich niet zonder bitterheid, terwijl hij neerkeek op de gelijkmatig op en neer gaande borsten van zijn vrouw.

Verzet tegen de onveranderbare loop van zijn leven, die almaar bleef voortkabbelen volgens de wetmatigheden die de wereld nu eenmaal onvermijdelijk aan hem opdrong.
Geluk is een belemmering, bedacht hij zich terwijl hij wegdraaide van zijn vrouw en opnieuw naar de wekker keek, en hij vond dat hij heel diepzinnig klonk. De wekker gaf 6:58 aan; nog twee minuten voor het opstaan. En dan alle vaste patronen: wassen, tanden poetsen, scheren, aankleden (7:20) de krant pakken, ontbijten (7:35) en om 7:45 in de auto stappen om om 8:00, punctueel als altijd, op zijn werk te verschijnen. En ook daar weer dezelfde patronen.

Hij zou zich moeten verzetten tegen de onvoorkombaarheid van gebeurtenissen; tegen de onderstroom die hem altijd weer dezelfde richting in sleurde.
Iets groots moest hij doen, alleen dat zou helpen wist hij. Kleine veranderingen hielpen niet. Hij kon twee dagen niet op zijn werk verschijnen, de auto crashen, zijn haar verven: het zou allemaal niets uitmaken, zijn leven zou er niet wezenlijk door veranderen.
Hij kon peddelen en spartellen wat hij wilde, maar alleen een echt grote breuk met de alledaagse werkelijkheid zou hem uit de onderstroom trekken.

Hij zou moeten vluchten, zijn vrouw verlaten, of beter: haar doden. Of zijn secretaresse versieren, of zijn volledige kapitaal verbranden, of de perfecte ontsnapping: zelfmoord plegen. Maar terwijl hij dit dacht, wist hij al dat hij het nooit zou doen: voor zoiets was moed nodig. Moed die alleen de man in zijn dromen op wie hij vaaglijk leek, maar die hij niet was, en over wie hij enkel in de derde persoon droomde had.

Nee, hij zou nooit in staat zijn, zijn vrijheid (of misschien was vrijheid niet het goede woord; zijn recht op keuzevrijheid) zo radicaal te bevechten. Zijn verzet zou kleinschalig of zelfs passief moeten zijn. De man die langzaam gek wordt, en uiteindelijk opgenomen wordt in een inrichting: de ultieme overwinning. Maar hij wist te goed dat hij ook dat nooit zou bereiken. Hij was te weinig dromer om zijn vat op de werkelijkheid, en daarmee de ankers die hem vasthielden, te kunnen lossen.

Hij keek op de klok: 7:00.
Hij stond langzaam op, en krabde even aan zijn enkel, die licht geïrriteerd was. Hij zou zich gaan wassen, en dan het hele patroon opnieuw volgen.
Hij keek even uit het raam, iets dat hij zelden deed, en zag dat het een warme dag zou worden, zoals zoveel dagen die hij had meegemaakt, en die hij nog zou meemaken.
19 apr 2008 - meld ongepast verhaal
Weet je zeker dat je dit verhaal wilt rapporteren? Ja | Nee
Profielfoto van Wolfe Tone
Wolfe Tone, man, 39 jaar
   
Log in om een reactie te plaatsen.   vorige volgende