Vijfentwintig dagen
Op zaterdagavond om vijf over tien kregen mijn vriendin en ik ruzie.
Waarover de ruzie ging weet ik niet meer. Alleen dat we ruzie kregen, en die tijd, vijf over tien. Om tien over tien liep ze stijf van woede de deur uit. Mijn deur.
Ik hoorde haar nog stommelen op de trap, vervolgens de voordeur openen en toen niets meer. Geen klap.
Volgens haar moesten we maar even uit elkaar gaan. Hadden we dat allebei nodig.
De avond daarop bracht ik thuis op de bank door, voor de tv. Er was voetbal, en mijn club won.
De tweede avond begon ik me te vervelen.
De derde avond miste ik haar heerlijke gezeur naast mij. Het regende buiten, en mijn club verloor kansloos.
Woensdagavond besloot ik eindelijk eens dat boek te gaan lezen dan ik al tijdenlang in de kast had staan. Toen ik de eerste pagina opensloeg herkende ik het krullenende handschrift, en ik kon de opdracht niet meer lezen; de tranen sprongen mij in de ogen. Ik besefte plotseling hoeveel ik van haar hield, wat mij verbaasde omdat ik dacht altijd al beseft te hebben hoeveel ik van haar hield.
De daaropvolgende dagen werd het van kwaad tot erger. Ook mijn vrienden boden geen uitvlucht: ze waren ook haar vrienden. Drank durfde ik niet aan, bang om haar, en mijzelf, voor altijd te verliezen. Dus ik dronk liters thee, en werd steeds weker. Zo week dat zelfs de goedkope erotiek die ’s avonds op tv langskwam me slechts weemoedig stemde, en me nooit opwond.
Op dinsdag, precies vijfentwintig dagen na onze ruzie, besloot ik haar te bellen.
Als excuus had ik een voorstelling van Maarten van Roozendaal, een van onze gezamenlijke favorieten, die binnenkort in de schouwburg plaats zou hebben.
Ik had daarvoor twee kaartjes gevonden in de binnenzak van een wit jasje, toen ik uit pure wanhoop mijn kleding was gaan opruimen.
Na dit voorstel zou ik, mits ze accepteerde, mijn verontschuldigingen aanbieden. Op de dag zelf zou ik dan gekleed in mijn witte jasje (die verdiende het tenslotte ook) een bos rozen meenemen, waarna de avond romantisch zou eindigen bij mij thuis.
Zo gezegd; ik belde haar op.
Na een stilte van enkele minuten waarbij ik mij afvroeg of ze de hoorn had neergelegd, barste ze uit in een enorm schaterlachen.
Wat of er was, vroeg ik.
Nadat ze uitgelachen was antwoordde ze, en haar stem kon niet verbergen dat ze me gemist had.
-Liefje,- klonk het -die kaartjes heb ik je zelf gegeven.-
Wolfe Tone, man, 39 jaar
Log in om een reactie te plaatsen.
vorige
volgende