'Er ligt een vogel te creperen in een vrieskoud weiland. Een man loopt langs en hoort de vogel.
Jij overleeft de nacht niet denkt de man, kijkend naar het zielige bundeltje verlepte veren. Dan ziet de man een dampende koeienvlaai en hij duwt het verkleumde beestje in de warme stront.
Zo lukt het je misschien de nacht door de komen denkt de man, en loopt door.
Een half uur later komt er een andere man voorbij gelopen. Hij hoort de opgewarme vogel uitgelaten kwetteren.
Wie heeft jou hierin gedrukt denkt de andere man. Waarna hij zich voorover bukt om de vogel naast de vlaai te zetten.
Voor de eerste zonnestralen hem kunnen verwarmen, sterft de vogel van kou en uitputting.
Ergo: zij die je in de stront duwen hebben niet altijd het slechtste met je voor, zij die je uit de stront trekken doen niet automatisch het goede, zij die in de stront zitten moeten vooral niet te luid kwetteren'
Bandit