Zoals het is
“Zal het altijd zo zijn?”
Hij keek haar even zwijgend aan en schudde toen zachtjes nee. Ze fronste even, en kroop toen weer dicht tegen zijn borst aan.
“Waarom niet?”
Hij haalde zijn schouders lichtjes op en keek neer op haar zachte bruine haren die zich over zijn naakte borstkas uitwaaierden.
“Omdat we niet bij elkaar kunnen blijven.”
“Zijn we niet voor elkaar bestemd?”
“Niets is bestemd.”
Ze keek op, haar halen gleden zachtjes van zijn lichaam af, alsof ze hem streelden.
“Hoe bedoel je?”
Hij wist al wat hij zou zeggen, maar toch voelde het vreemd hoe de woorden als een automatisme uit zijn mond rolden.
“Alles is zoals het is, en misschien ligt alles wel vast tot het moment dat onze planeet opgeslokt wordt door de zon en nog verder, maar er is geen bestemming, geen doel. Dat zijn menselijke concepten.”
Hij zag dat ze even nadacht over een antwoord en hij hoopte even dat zij het onderwerp zou laten rusten. Dat ze hier gewoon nog even konden blijven liggen en hij nog wat langer naar haar stralende blauwe ogen kon kijken. Maar hij wist tegelijkertijd al dat het onmogelijk was. Alles is zoals het is.
“Hoe gaan we uit elkaar dan?”
“Jij gaat vreemd.”
Hij nam geen enkele moeite om het voorzichtiger te brengen al wist hij dat ze zou schrikken.
“Hoe kun je dat zeggen?”
Omdat het zo is, dacht hij. Maar hoe kon hij haar duidelijk maken hoe hij de tijd ervoer: als een pad zonder zijwegen. Hij had de weg niet gekozen, hij had er geen oordeel over, en al kon hij dan verder dan anderen vooruit zien, met absolute helderheid: hij kon net als zij enkel de route volgen die voor hen lag.
Hij keek omlaag, in haar mooie, koele ogen, waarin zich een floers van tranen vormde. Op dit moment was zij nog niet de persoon die hem zou bedriegen; die persoon bestond nog niet. Daarom ook voelde hij nog geen enkele weerstand tegen haar, enkel tederheid. Hij had geleerd mensen niet te beoordelen om wat zij nog niet gedaan hadden. Iemand die een misdaad zou begaan was nu nog geen misdadiger en hem bestraffen zou neerkomen op het straffen van een onschuldige. Ongeacht de zekerheid waarmee hij kon zeggen dat de misdaad zou plaatshebben.
Als kind had hij gedacht dat hij wellicht de toekomst kon veranderen, dat zijn visioenen hem de macht gaven zelf zijn lot vorm te geven. Maar al snel had hij geleerd dat wat nog moet komen zich niet laat inkaderen, zeker niet door een onbetekenende mens. De toekomst die hij zou aanpassen kon hij alleen maar aangepast voor zich zien en zo hield de toekomst al rekening met zijn kansloze pogingen. Wat hij ook zou kiezen, het was al bekend en bepaald, en zo restte hem niks anders dan zich neerleggen bij de eeuwige stroom van gebeurtenissen en de toekomst op zich af te laten komen als een film die hij al kende.
“Waar denk je aan?”
“Ik weet het niet...”
Ze keek het vragend aan.
“Hoe bedoel je?”
“Soms weet ik niet meer of iets al heeft plaatsgehad of dat het nog gebeuren moet en dan weet ik niet goed of wat ik voel het verdriet is van de herinnering aan een lang vervlogen moment, of de weemoedige vooruitblik op iets dat nog moet eindigen...”
Haar vragende blik maakte plaats voor een liefdevolle glimlach en haar ogen glansden zacht. Ze hield van hem, en hij van haar. Nog wel.
Hij probeerde voor zichzelf al dit soort momenten los van elkaar te zien, als foto’s die nooit het hele verhaal vertellen. Want leven met de constante wetenschap aan hoe alles zou eindigen maakte het verdomd moeilijk om nog een greintje geluk te voelen in het moment zelf.
Het gevolg was dat zijn geheugen een aaneenschakeling was van scherven: een fragmentarisch geheel waarin soms elke ordening ontbrak. Het enige moment dat hij nooit kon misplaatsen en waar hij elke dag wel even aan terug dacht was het laatste uur dat hij besteed had in gelukzalige onwetendheid van wat hem te wachten stond.
Die avond had hij het niet zo ervaren. Hij voelde zich gespannen en loom tegelijk, de warmte van de dag lag nog in zijn botten en maakte hem moe en traag van geest, maar de koelte van de avond maakte hem ook onrustig en hij kon nauwelijks stil zitten. Alles had natuurlijk ook te maken met die ene brandende vraag. Telkens opnieuw keek hij naar zijn telefoon maar geen bericht. Niets liet ze van zich horen, en de onzekerheid, het wachten sloopten hem.
Hij moest glimlachen bij de gedachte. Hij zou alles geven om die angst en onzekerheid nog één keer te kunnen ervaren. Het gevoel van twijfel, het niet weten, de spanning van een onbekend lot. Hij zuchtte zachtjes.
“Wat is er?”
Ze keek hem bezorgd aan.
“Niets. Ik dacht gewoon weer even terug aan vroeger... “
Ze knikte.
“Ik ken het gevoel.”
“Hm”
“Nee echt. Je bent niet in alles uniek, geloof me, ook gewone mensen kijken soms met weemoed terug op een moment van angst of verdriet. Het verstrijken van de tijd maakt iedereen weemoedig, niet alleen zij voor wie de tijd in twee richtingen stroomt.”
Hij keek naar haar bloedserieuze gezicht, kleine rimpeltjes vormden zich in haar mondhoeken. Ze klemde zich aan hem vast, alsof ze het moment van herkenning nooit meer wilde loslaten.
Hij moest onwillekeurig lachen. En ook al wist hij dat ze over enkele maanden in hun gezamenlijke bed op dezelfde manier in de armen zou liggen van een ander, hij kon niet anders dan van haar houden. Op dit moment, hier, in zijn armen was zij perfect voor altijd.
“Voor altijd” mompelde hij.
“Voor altijd.”
Wolfe Tone, man, 39 jaar
Log in om een reactie te plaatsen.
vorige
volgende