Vannacht lag ik te dromen
van schoonheid lang vergaan
mijn geest begon te zwerven
vloog ver van mij vandaan
hij vloog langs verre kusten
waar slechts meerminnen bestaan
tot ik eind'lijk zachtjes landde
bij de kerk, in Jotunheim.
De bla'dren vielen reedsomhoog
't was het einde van het jaar
je ogen werden zacht als sneeuw
het land spiegelde zich daar
je vingers lieten trillend los
je blies mij weg met een simpel gebaar
ik vloog hoog boven de bergen
en de kerk, in Jotunheim.
Je lippen bliezen een kus met mij mee
mijn geest viel terug op aard'
een stem sprak; jij arme zwerver
ben een kus van haar niet waard
ik omhelsde de dekens, die stille sneeuw
ik greep naar de dageraad
mijn geliefde sliep naast mij, maar 'k dacht alleen
aan de kerk in Jotunheim.