Misschien ben ik een soort geest geworden. Onzichtbaar voor mezelf en voor anderen. Teruggetrokken in een hoekje. Angstig in elkaar gedoken en wachtend op een helpende hand. Maar niemand ziet me. Ik ben onzichtbaar. Ik voel me steeds kouder worden. Mijn armen kunnen mij niet langer verwarmen. Ik wilde dat ik weerstand kon bieden, maar het lukt niet. Ik zak steeds dieper in dit gat van angst en wanhoop. Ik hou van je, maar vraag me elke dag weer af waarom. Want de angst blijft. Het gevoel blijft altijd steken in mijn buik. Ik ben bang dat je weer aan het verzamelen bent geslagen. Het verzamelen van gebroken harten en tranen. En elke dag vraag ik me af of ik weer aan de beurt ben om van de ladder af te vallen. Want het gaat al weer zo lang goed... De angst groeit met de dag, net als de hoop op een goede afloop.