Ineens geen zuster, maar patiënt...
Ik zat met mijn hoofd in mijn handen naast de wc. Ik staarde naar de inhoud van de pot en ging weer bijna over mijn nek toen ik de geur rook. Ik trok snel door, want ik kon het niet aanzien.
In de spiegel boven het kleine wastafeltje bekeek ik mezelf. Een asgrauw gezicht tegen een wit zusterspakje, geen gezicht. Van verre af was al te zien dat ik me niet goed voelde, maar ik mocht van mezelf gewoon niet toegeven. Ik had wel voor hetere vuren gestaan en een griep was het niet, dit was gewoon weer een uitwerking van mijn darmen. Na mijn operatie was het eigenlijk nooit helemaal meer weggeweest, de misselijkheid lag altijd weer op de loer. Soms kwam het met vlagen opzetten, vaak bleef het een beetje op de achtergrond. Heel af en toe, op dagen zoals vandaag, was de misselijkheid niet te houden en kon ik alleen maar boven die wc hangen.
Ik zakte weer terug naast het toilet, want voelde weer een golf misselijkheid naar boven borrelen. Ik deed mijn best om me zo goed mogelijk te voelen en de grauwheid uit mijn gezicht te krijgen. Mijn collega's hoefden niet te weten dat ik ook zulke dagen ken, dagen dat ik eigenlijk nog te ziek ben om wat dan ook te doen. Dagen waarop ik werkelijk alleen maar boven de wc kan hangen.
Een collega klopte op de deur en vroeg of het ging. Ze begreep niet waarom ik zo lang weg bleef en niet van het toilet kon komen. Ik wilde het haar wel vertellen, maar zoals ik nu was kon ik haar niet onder ogen komen. Ik trilde te erg, zag asgrauw en kon ieder moment weer overgeven. Ze klopte nog eens op deur. Ik wilde iets zeggen om haar gerust te stellen, maar er kwam geen geluid uit mijn keel. Ik hoorde dat ze het kleine kleedhok verliet en zuchtte diep. Dit was niet normaal, ik moest hier iets tegen zien te doen.
Ik schrok toen ik haar stem weer hoorde, die me vertelde dat ze samen met een andere collega de deur open kwam maken. Ze maakte zich erg veel zorgen om me en vond dat ze moest ingrijpen. Angstig dook ik nog meer ineen en had niet de moed om zelf de deur te openen. Ik wachtte tot ze binnen waren en bleef gespannen naast het toilet zitten. Ik staarde naar de inhoud van de wc waar weer iets bij was gekomen. Ik verafschuwde mijn lijf en besefte dat echt alles pijn deed.
Ik was ziek, dat wist ik. Ik durfde mijn ziekte alleen nooit recht aan te kijken. Vooral op zulke slechte dagen als vandaag, ik kon het gewoon niet.
Het drong niet echt tot me door dat mijn collega's me uit het toilet hadden gehaald en op een bedje hadden gelegd. Ik was te ver heen om te beseffen dat ze me een infuus gaven met medicijnen tegen de misselijkheid. Pas toen ik weer een beetje mijn ogen open kon krijgen, drong het tot me door dat ik nu ineens niet meer de zuster was, maar de patiënt. Ik voelde me vreselijk, maar vooral ook schuldig. Mijn collega's hadden me zo niet moeten zien. Ik mocht niet ziek zijn!
Gelukkig ging het vrij snel wat beter met me en kon ik dat gekke infuus verwijderen. De rest zou ik thuis wel verder uitzoeken, daar wilde ik mijn collega's echt niet mee lastig vallen. Ik voelde me meer en meer schuldig, helemaal toen ze eigenlijk wilden dat ik bleef.
Ik was blij dat ik ze kon overhalen om naar huis te gaan en moest verplicht tot maandag thuisblijven, ook al zou ik me morgen al beter voelen. Ze zagen nu ook in dat mijn ziekte zich nog heel soms uitte en dat ik daar dan rust en tijd voor nodig had. Ze kwamen ook achter mijn eigenwijze ik en dat maakte het dat ik me weer schuldig voelde.
Gelukkig was het allemaal goed afgelopen en lig ik nu thuis op bed bij te komen. De misselijkheid is een flink stuk gezakt, maar echt goed gaat het nog niet. Nu maar hopen dat ik me morgen weer wat fitter voel, want dit is absoluut niks!!
My hope, vrouw, 37 jaar
Log in om een reactie te plaatsen.
vorige
volgende