1.2
‘Je kunt me niet doden.’ Ze draaide zich om en keek hem recht in de ogen, geen vraag, geen spot, slechts een concludering.
‘Ha. Ha-ha. Haha, hahaha.’ Met zijn vrije hand tegen zijn voorhoofd gedrukt deed Tab een zwakke poging zijn lach te verbergen. ‘De dood van een God van de Dood: van jou. Ik zal niet ontkennen daar vele nachtmerries over gehad te hebben. Maar niet vannacht.’ Zijn gegrinnik naderde gestaag de staat van het hysterische.
Langzaam lieten haar handen zich los van de verkrampte toestand waarin ze hadden verkeerd en plaatste ze op haar heupen.
‘Je schijnt je goed aangepast te hebben aan je nieuwe leven.’ Abrupt stopte Tab zijn gegrinnik; bevroren in zijn bewegingen, zijn ogen wijd open gesperd. Goed. Aan. GePAST?!
Met een ruk kwam hij overeind, zijn zwaard trillend van alle emotie die door hem heen raasde. Woede, eenzaamheid en bovenal haat.
‘Goed aangepast? Jij hebt geen idee waar ik doorheen gegaan ben. Wat een hel dit leven, dit lichaam, is geweest.’ Sawena glimlachde haar tanden bloot; klaar om te doden.
‘Jij weet niets van hel, jongen.’
‘Houd je bek.’ Hijgend probeerde Tab het trillen tegen te gaan door met beide handen het wapen vast te grijpen. ‘Verdomme!’
‘Jouw zwaard kan mij niet doden. Je kunt me niet eens op mijn knieёn dwingen.’
‘Houd je bek!’ Zijn met woede gevoede uitval had geen schijn van kans ook maar enige serieuze schade aan te richten. Gestopt in het midden van zijn aanval versteende hij. Langzaam gleden zijn ogen van haar gezicht naar zijn zwaard. Haar hand.
Zijn angst overspoelde zijn lichaam. Niet alleen had ze niet eens een poging gedaan om zijn slag te ontwijken, ze had hem bovendien met haar blote handen opgevangen en halverwege zijn slag tegen gehouden.
Nog voor hij volledig besefte wat dat betekende sloeg ze hem met zo’n kracht in zijn buik dat hij achteruit viel en met zijn hoofd op de grond sloeg. Sawena’s blik gleed over haar hand waar een dun rood sneetje was verschenen. Met een kort gebaar wreef ze het beetje bloed af aan haar broek. Ze bloedde?
Met haar handen op haar heupen gezet keek ze op de jongen neer. Wat een misselijk makend wezen was het toch. Een bloedzuiger, meer niet.
Kuchend deed hij een poging overeind te krabbelen. Iets harder dan ze bedoeld had, zette ze haar voet op zijn ribbenkast en pinde hem tegen de grond, hem net genoeg ruimte gevend om niet te stikken. Haar gezicht vertrok heel even toen ze een vervelende steek in haar borstkast voelde. Hij irriteerde haar. Hij irriteerde haar enorm.
Het gerammel van wapenuitrustingen deed pijn aan haar oren en voelde aan als een belediging.
‘Muis!’ Uit respect voor de duidelijke desinteresse van de jonge vrouw die binnen gerend kwam, haalde Sawena haar voet van de jongen en stapte achteruit de schaduwen in. ‘Mui- eh, Tab, gaat het?’
Het gepijnigde gerochel overstemde het uitstervende geratel van aanstormende wachters. Geirriteerd wuifde de jongen – Tab? – de jonge vrouws zorgzaamheid weg en zocht hij wat onbeholpen naar zijn zwaard. Duidelijk enigszins in zijn trots gekrenkt probeerde hij zo snel mogelijk overeind te krabbelen.
‘Ja het gaat,’ snauwde hij uiteindelijk naar de vrouw wiens handen hem nog steeds ongerust onderzochten. Met zijn zwaard wees hij op Sawena terwijl hij zich naar de soldaten omdraaide. ‘Wacht! Sla haar in de boeien en stop haar in de kerkers.’
PureHope, vrouw, 119 jaar
Log in om een reactie te plaatsen.
vorige
volgende