Ik heb een paar nachten geleden dat Anna-jade ( zo heb ik mijn eetstoornis genoemd) weer eens op bezoek kwam. Ze was woedend. Nu ik beter ga eten, komt ze vaker.
Ik ga het zo hieronder uit schrijven, in de hoop dat het wat opluchtinh geeft.
Mijn moeder zet me op een brandstapel( in de droom ben ik nog een kind). De rest van het gezin staat te kijken. Ze kijken zwijgzaam toe, op het stille teken van mijn moeder steken ze allemaal hun fakkel aan. Een voor een komen ze naar voren en gooien zonder een blik op mij te werpen de brandende fakkel op de stapel. De hitte wordt meteen door het hout opgenomen en de vlammen verspreiden zich. Ik ben geboeid en ik kan geen kant op, ik gil en huil. Maar niemand die reageert. Ik voel de pijn van de likkende vlammen, maar de pijn van onmacht, radeloosheid en eenzaamheid overheerst. Als ik opkijk is de groep groter geworden. er staan nu bekende en onbekende mensen toe te kijken. Maar nog steeds niemand die me hoort schreeuwen en die mijn tranen ziet. Ik ben gewoon niets waard, ik tel niet mee, en mijn vleselijke lichaam mag er niet zijn. En hoe harder ik van de brandende pijn ga schreeuwen en hoe harder ik ga huilen, hoe killer mijn omgeving wordt. En hoe groter de afstand wordt. Op een gegeven moment beginnen ze allemaal te lachen, hard en hysterisch. De hoofden worden in de nekken gegooid en ze beginnen naar me te wijzen. Lachen ze me nu uit, zien ze me nu dan wel? Eindelijk zien ze me, ze kijken naar me. Ik mag gezien worden. Al is het alleen maar om vernietigd te worden. Verbrand en tot as. Misschien word ik dan wel weg geblazen en is er niests van me over. Behalve wat stof....
Ondertussen zijn de vlammen al zo hoog dat ik bijna geen zuurstof meer krijg. Ik kan niet meer goed nadenken. en op het moment als ik voel dat ik ga weg zakken, dat ik het niet meer trek. Ik alle hoop heb opgegeven dat ik nog geregd ga worden. Voel ik iemand naderen. Ik zie haar niet, maar ik voel haar. Ik voel een warme deken ik voel me meteen warm en veilig, geborgen en geliefd. En hier durf ik me aan over te geven. De vlammen worden gedoofd, en ik word meegezogen een zwart gat in. Het voelt daar veilig. Ik heb nu iemand die van me kan houden, die me beschermt en die me niet in de steek laat. Iemand die er voor zorgt dat ik nooit meer op de brandstapel terecht kom. En deze persoon/ gevoel wil ik nooit meer laten gaan. Op dit moment worden we een, we smelten samen. Ik ben haar nu, en samen zijn we sterk. Alleen ben slap en maar een zwakaftreksel van wat ik zonder haar ben. Alleen kan ik niet voor me zelf zorgen en lukt het me niet om de dag door te komen. Niemand kan me nog raken en me pijn doen. Ik ben nu sterk. Wij zijn samen en ik beloof haar eeuwige trouw. Ze heeft me gered en ze verdiend loyaliteit. Samen gaan we door, samen gaan we oud worden en anders sterven we samen. Ik laat haar niet gaan en zij laat mij niet meer gaan. Ik ben te krachtig met haar. Ik hou van haar.
Verlaat me niet, en anders sterf samen met mij.