Gedicht 10. Tijdlijn
De dagen gaan voorbij.
Het verleden, De vroegere tijd.
Wat je meemaakte, Wat je hebt gezien, Wat er
van je ontstaat.
De mensen die je hebt meegemaakt.
Fouten waar je van leerde.
Het verleden, Dat over je begeerde.
Tot het heden.
De tijd van nu, Waar we nu staan.
Je leeft je leven, Het moment
daar moet je voorgaan.
Van deze tijd moet je gebruik maken, Neem
mee wat je meemaakte.
heb geen spijt, Je leert ervan, Zodat
je groeit tot in de toekomst.
wat er komen gaat.
Het is onbekend, Maak er het beste van.
Want dat zijn de volgende dagen, Die
je nodig hebt.
Die altijd voor je klaarstaan.
xRadio, vrouw, 31 jaar
Log in om een reactie te plaatsen.
vorige
volgende