Een sprookje voor Manoa* [10]
Maandag 5 februari 2007
We worden wakker en merken dat we met onze hoofden tegen een warme, stugge kamelenvacht gedrukt liggen. Er zit zand in onze schoenen en ook loopt er zand door de gaten in onze kleding. Felle zon brandt in onze gezichten en het duurt een tijdje voor we aan het scherpe licht gewend zijn. We kijken om ons heen en zien naast het bruingrijze zand, de blauwe lucht en de witte wolken niets anders dan elkaar en de kameel. Het beest scheidt een gruwelijke geur af, maar we besluiten het te verdragen en dicht bij het stinkdier in de buurt te blijven. Een kameel is immers het schip van de woestijn. Ooit hebben we op tv gezien hoe je op een kameel klimt en deze berijdt, maar geen van ons slaagt erin het dier zonder iemand erop overeind te krijgen. We besluiten te gaan lopen, op zoek naar een teken van leven. Al na een half uur lopen worden we bevangen door een verschrikkelijke dorst. We doorzoeken de buidel die om een van de bulten van de kameel hangt en we vinden 2 kleine bidons, gevuld met water. We nemen voorzichtig enkele slokjes, omdat we ervan overtuigd zijn dat dit op het moment ons belangrijkste zorg is: water. Onze huiden zien we langzaamaan rood worden en we proberen in de schaduw van de kameel te blijven, wat moeilijk lukt omdat de zon pal boven ons staat. Af en toe blijven we even rusten om onze schoenen te legen en een slok water te drinken. We zijn niet bang om uit te drogen, om dood te gaan in deze woestijn. Alles voelt hier zo onwerkelijk, zo mooi. Na 4 uur lopen, wat voor ons een eeuwigheid lijkt, zien we in de verte een donkere streep opdoemen. We vragen ons af of je in zo’n vroeg stadium al oases gaat zien. Gelukkig zijn onze twijfels correct. We bereiken een lemen huis van slechts 1 verdieping hoog. Voor het gat van de deur hangt een geweven tapijt. De kameel binden we vast aan een paaltje en we gaan op zoek naar mensen. Er blijkt niemand aanwezig te zijn. Misschien is dit een vakantiehutje van een rijke Europeaan, denken we. We begrijpen waarom deze persoon zo graag op deze plek wil zijn. We betreden het huisje en vinden enkele blikken geconserveerd voedsel en pakken drinken. We doen ons tegoed aan deze lekkernijen en voelen geen enkele schuld. Dit is toch onwerkelijk, wij zijn hier eigenlijk niet. Op een smal bed in de woonkamer vallen we uitgeput in slaap. Prachtige dromen wisselen elkaar af en we zien op tegen de morgen; de morgen van wakker worden in een oude, bekende omgeving. We blijven slapen.
Jeananas, vrouw, 35 jaar
Log in om een reactie te plaatsen.
vorige
volgende