MAAR DIE G DLOOSHEID WORD NOG G DLOOZER, ALS MEN OVERWEEGT, DATZE VAN DEN GROOTEN RAAD HERSPRUIT; EN DAT MANNEN VAN 'T HOOGSTE GEZACH, DE SNOODSTE ZIJN IN LOGENS TE VERDICHTEN, OP DAT JC NIET HEERSCHE, GELIJK ZY IN ARREN MOEDE UITROEPEN: wy willen niet, dat deeze over ons Koning zy.
EDOCH WIE VERWONDERT ZICH DAAR OVER, ALS HY 'T PROFEETISCH WOORD RAADPLEEGT, EN DE JOODSCHE OVERHEDEN DIE G DLOOZE TAAL HOORT VOEREN: wy hebben een verbond met den dood gemaakt, en met de helle een voorzichtig verdrag - wy hebben de logen ons tot een toevlucht gestelt, en onder de valsheid hebben wy ons verborgen. Daarom zegt de Heere, HEERE, ziet ik legge eenen grond-steen in TSION, eenen beproefden, of beproevenden steen, eenen kostlijken hoeksteen, die wel vast
gegrondvest is?
OI ATEREM GEEOET SJIEKOREI EFRAYIEM WETSIETS NOVEEL TSEVIE TIEFARTO ASJER AL-ROSJ GEI-SJEMANIEM HALOEMEI YAYIEN; HIENEEH CHAZAK WEAMIETS LA'ADONAI KEZEREM BARAD SA'AR KATEV KE-ZEREM MAYIEM KABIERIEM SJOTFIEM HIENIEACH LA'ARETS BEYAD Wee de trotse kroon van de dronkaards van Efrayiem: bedwelmd door de wijn pronken zij met de stad die de vruchtbare vallei be-kroont, maar hun prachtige sieraad is een bloem die verwelkt. Want de Heer beschikt over iemand, sterk als een hevige hagelbui, als een wervelwind, krachtig als een kolkende watermassa, die met zijn machtige
hand alles omver zal stoten.
De trotse kroon van de dronkaards van Efrayiem zal worden vertrapt.
Dit pronkstuk van de vruchtbare vallei, die prachtige sieraad, zal als een bloem verwelken, verdwijnen als een vroege vijg, VOOR de oogst ontdekt en onmiddellijk opgegeten. Op die dag zal de Eeuwige heer der machten en krachten de sierlijke kroon zijn, de prachtige krans voor wie er van zijn volk nog over zijn;
wie zetelt op de rechterstoel zal hij met zuiver recht bezielen, en heldenmoed schenkt hij aan hen die de vijand uit de stad verdrijven. Maar zelfs priesters waggelen van de wijn, profeten wankelen door de drank:
ze waggelen door de drank, en zijn verward door de wijn; de drank doet hen wankelen, waggelend hebben
ze visioenen, zwalkend doen ze hun uitspraken. Hun tafels zitten onder het braaksel, geen plekje dat niet
walgelijk besmeurd is.
'Wie tracht hij nu kennis bij te brengen? Aan wie wil hij zijn boodschap kwijt?
Houdt hij ons soms voor zuigelingen, nog maar net de moederborst ontwend? Hoor hem: "Tsav latsav,
tsav latsav, kav lakav, kav lakav, beetje van dit, beetje van dat!"' Inderdaad, door mensen met een vreemde tongval, in een andere taal, spreekt de Eeuwige tot dit volk. Ooit heeft hij tegen hen gezegd: '
Hier is rust, hier vind je verpozing, laat wie vermoeid is hier rusten!'
Maar ze weigerden naar hem te luisteren. Daarom horen zij nu van de Eeuwige:
'Tsav latsav, tsav latsav, kav lakav, kav lakav,
beetje van dit, beetje van dat!'
En zo gaan ze op weg,
maar ze struikelen, ze
raken gewond, verstrikt,
en worden
gevangen
...