Een berg te ver
Afgelopen woensdag was mijn enige vrije dag van de week, hier op Camping Le Merle roux in Frankrijk. Ik besloot naar Valence te gaan om wat shirts te kopen en vervolgens terug te fietsen. De heenweg kreeg ik een lift van de kok en kokin, die in de stad zouden gaan lunchen. Gelukkig maar, want ik had me voorgenomen om het stuk te gaan fietsen, maar 40 km heuvel/berg op leek mij ook niet al te fijn. Maar goed, met de fiets achterop reden we gezamenlijk richting de stad.
Toen ik klaar was met shoppen (en dat is bij mij vrij snel, ik weet wat ik wil hebben, ik weet waar ik het vandaan moet halen en ik weet ook wat het kost) was ik nog geen uur in de stad, maar ik had de winkels wel gezien. Wanneer ik in een vreemde stad ben vind ik het leuk om verder te kijken dan alleen de extra opgepoetste winkelstraat. Ik zoek graag de contrasten op, tussen de mooie herenhuizen aan de hoofdstraat en de ‘armoede’ erachter. Ik zie graag hoe de mensen daar wonen, leven, ook de minder bedeelde.
Toen ik eenmaal klaar was met mijn rondje door de stad, besloot ik om de toch richting huis in te zetten. Het was een lange tocht, maar ik had die dag toch niets te doen. Met een koel briesje in de rug ging ik opzoek naar de rivier, de Rhône, die praktisch langs de camping stroomt. Als ik die zou vinden hoefde ik ‘m alleen maar een paar uur te volgen, dan kwam het allemaal wel goed met mij. De gedachte schoot door mijn hoofd dat ik totaal hulpeloos was wanneer ik een lekke band –of erger- zou krijgen. Ik parle namelijke no francais en zou mezelf dus echt niet kunnen redden. Ik besloot om maar geen lekke band te krijgen en stug door te fietsen.
Na een uurtje fietsen zag ik een berg met een kasteel –of iets wat erop lijkt- langs de weg liggen. Het kasteel lag praktisch aan de weg, maar wel een paarhonder meter erboven. Ik vond eigenlijk dat de hele tocht –vooral bergje af- erg makkelijk ging en vond dit een mooie uitdaging. Het was een mooie plek om mijn lunch (twee overrijpe bananen* en een reep chocolade) op te eten. Misschien was er wel een mooie plek waar ik van de berg, zo op de straat eronder, kon zeiken. Vol goede moed in de benen schakelde ik op om wat vaart te maken. De weg die omhoog kronkelde kwam steeds sneller dichterbij. Ik gaf alles wat ik had, totdat ik niet meer kon, en gaf toen nog wat meer. Ik knalde het eerste stuk van de berg op, in een tempo waar menige tour renner jaloers op zou zijn. Tenminste, dat zei ik tegen mezelf. Ik durfde niet achterom te kijken omdat de teleurstelling van de afgelefde afstand dan waarshijnlijk erg groot zou zijn. Hijgend, vloekend, badnend in het zweet, dood, pijnlijk, gebroken en afgemat kwam ik boven. Ik was trots op mezelf, ik had het gehaald. Ik had niet opgegeven, wat veel makkelijker was. Ik keek met een zure glimlach op mijn gezicht om mij heen. Stelletjes met kinderen, waarschijnlijk Frans, spelende kinderen, blaffende honden, een echte picknick plek. Prima. Ik zocht verder, ik zocht het kasteel. Ik verheugde me erop om de –hopelijk- koele stenen van het gebouw als verkoeling te gebruiken door er tegenaan te vallen, met mijn armen gespreid. Ik zag het kasteel. Het kasteel was niet meer dan een vreemd gevormde toren. Een bouwval, een ruïne, zoals geitenwollensokken dragers het zouden noemen. Kapot als ik was maakte dat mij allemaal niet uit. Het zou mij een worst wezen wat de staat van het gebouw was. Wat mij wel boeide was dat het kastaal op de verkeerde berg gebouwd was. Het stond op nog geen twee honder meter van mij af, maar tussen ons in lag wél een klif, een dal, een ándere weg. De weg die ík op had moeten gaan. De verkeerde berg opgefiets. Kut. Kolere. Godverdomme. Merde! Ik pakte een banaan uit mijn tas en richtte hem als een pistool op het kasteel. Ik haalde de trekker over. ‘Pow’. De volgende keer, Kasteel, de volgende keer.
Cheers,
Joint.
Joint, man, 33 jaar
Log in om een reactie te plaatsen.
vorige
volgende