Rare droom.
Samen met een klasgenote uit mijn projectgroep liepen ik de school uit, terwijl we een deelvraag van het adviesrapport bespraken. We besloten er bij haar thuis nog even aan verder te werken, aangezien ze in de buurt woonde. Buiten was het inmiddels al donker geworden, we hadden er een lange dag opzitten. Na een korte maar koude wandeling van ongeveer 5 minuten kwamen we bij haar thuis aan. Een normaal, Nederlands huis, met aan de voorkant een tuintje met wat planten, een terras en daarvoor weer een doorgaande weg. Aan de achterkant keek het uit over een weiland, waarachter de schimmen van andere huizen en een kerktoren waren waar te nemen.
Nadat we een tijd aan het project hadden gewerkt en een flink stuk waren opgeschoten, vroeg haar moeder of ik wilde blijven eten. Het was immers al bijna 6 uur en ik moest nog helemaal terug naar Alkmaar. Terwijl ik subtiel mijn neus ophaalde om te proberen te ruiken wat er gemaakt werd antwoordde ik ‘Ja graag’. Terwijl we naar beneden liepen riep het kleine broertje van mijn klasgenote dat hij rare lichten in de lucht zag. ‘Vast een ster, of vliegtuig ofzo’ antwoordde de vader, stereotypisch vanachter een krant. ‘Nee, het is geen vliegtuig. Kijk, het is een rare kleur!’ het jongentje wees enthousiast naar een stip in de lucht. Voor een vliegtuig had het inderdaad en aparte kleur. Oranje, rood, geel, groen en blauw, een combinatie ervan, veranderend van kleur van seconde tot seconde. Voor een vliegtuig bewoog het zich ook veel te snel. Het kwam met een enorme vaart door een laag hangende wolkenformatie en knalde als een geluidsloze vuurpijl uit elkaar. Vanuit de originele, grote lichtbol ontsprongen nu verschillende, kleinere, even vreemd gekleurde bollen. Ze vlogen, of zweefden meer, parallel aan elkaar naar de grond, waar ze op enkele meters boven de grond bleven zweven. Ze leken het gras, nat van de avond mist, te bestuderen. Eenmaal overtuigd van een veilige landingsplek daalden ze ook de laatste paar meters af en doofde het licht, er was nu niets meer te zien. ‘Dat is inderdaad geen vliegtuig, ook geen ster.’ Merkte de vader op, zijn krant ligt nu op de stoel waar hij eerder had gezeten. Eén hand had hij op de schouder van zijn zoon geplaatst, terwijl de ander doelloos langs zijn lichaam bungelde. Zachtjes stelde hij de vraag die wij ons allemaal afvroegen. ‘Maar wat… wat is het dan wel?’ De toon van de vraag verbaasde me, een koude rilling liep over mijn rug door de onderdrukte angst die in de toon schuil ging..
Zo, meer komt later. Ik vind het zo wel weer lang genoeg.
Cheers,
Joint.
Joint, man, 33 jaar
Log in om een reactie te plaatsen.
vorige
volgende