Wolkjes
De zachte wolkjes lucht die ik uitblaas omhelzen je voorzichtig, houden je voor even vast; dan schud je ze van je af en stapt gedecideerd de trein in. Ik blijf even staan, als een levend standbeeld bevroren in een gedachte, bedenk me dan plots dat ook ik met een reden op het station ben en draai mij aarzelend om; ogen nog op de plaats gericht waar jij zo-even stond.
Het is een ochtendritueel dat ik al jaren met zorg uitvoer. Elke morgen, voor de zon de schaduwen breekt sta jij op het perron. Waar je heen gaat weet ik niet, noch wie je bent of vanwaar je komt. Ik ken enkel je lichtbruine haren, je donkergrijze wollen jas en de geur van jasmijnthee die je altijd vergezelt. Ik ken je niet en toch ben je evenzeer een onmisbaar onderdeel van mijn leven als de lindeboom voor mijn huis, die ik elke dag even begroet op weg naar mijn werk, of de kater van de buren die mij elke avond trouw een aubade komt brengen.
Ik heb je nooit gesproken, noch ooit horen spreken. Misschien kun je wel niet spreken. Dat stel ik mij zo voor; je hebt de ingetogen houding van iemand die liever niet de kans wil lopen te moeten spreken. Misschien heb je een geliefde thuis die gepassioneerd naar je gebaart met zijn handen dat hij van je houdt, maar in het geheim een affaire heeft met een sprekende vrouw, omdat hij de liefkozende woorden zo mist. Misschien ook blijft hij wel bij je omdat niemand hem zo beminnen kan als een vrouw die zich enkel fysiek kan uiten.
De werkelijkheid is dat je een rug bent in een menigte, die ik niet kan aanraken anders dan met mijn adem. Misschien ligt je geliefde nu wel in bed met zijn minnares, zich onderwijl schuldig voelend tot in zijn vlees en botten over de onzichtbare pijn die hij jou doet. Misschien wacht hij jou vanavond in stilte op om zijn hart te luchten in schokkerig huilende handgebaren.
Elke ochtend zie ik je, behalve de zondag. Dan ben ik er niet, en jij evenmin. Op zondag bestaan wij niet; bestaat het station niet, noch de menigte op het perron. Op zondag draag je geen wollen jas en omhels ik je niet met mijn adem. Op zondag; maar op elke andere dag zijn wij minnaars in stilte, zonder het vluchtige genot van de aanraking en ondanks de massa mensen om ons heen, jouw ontrouwe vriend of de vogels die ons gillend gadeslaan. Minnaars in diepe eenvoud; zonder dat iemand ons ziet is het perron dan één enkele seconde leeg op ons na, als ik zonder geluid naar je nek fluister: ik hou van jou, en jij even huivert in zwijgende liefde en met gesloten ogen.
Wolfe Tone, man, 39 jaar
Log in om een reactie te plaatsen.
vorige
volgende