Esther: deel 3


De rimpeling in het water

Het water was nog warm voor de tijd van het jaar, en er speelden enkele kinderen op precies dezelfde plaats waar Michiel zelf vroeger speelde. Hij voelde zich oud. De rivier lag er loom bij, en glansde dofgroen. Langs de steile oevers speelden soms kleine rimpeltjes tussen het riet, maar verder was het windstil en de rivier stroomde slechts zeer langzaam. Schaatserijdertjes scheerden heen en weer zonder het oppervlak te verstoren, en af en toe passeerde een kleurige libelle. Onder de grote treurwilg, die met zijn oeroude takken tot ver over de rivier boog, groeiden al enkele padestoelen, die zachtjes aten aan zijn wortels. De boom stond er al jaren. Toen Michiel klein was kwam hij de boom elke dag even bezoeken. De bast zat vol gaten en grillige vergroeiingen die sterk contrasteerden met de kleine boterbloempjes naast de boom die voorzichtig uit het gras staken. Ook zij waren er al zolang als hij zich kon herinneren. Al gingen zij elk jaar dood.

Esther lag op haar rug in het gras. Aan haar voeten groeiden enkele paardebloemen die zachtjes bewogen in de wind. Op haar huid glinsterden kleine waterdruppels. Haar haren lagen als een krans om haar hoofd gespreid. Michiel keek tegen de zon in, dus zag slechts haar contouren. Zo had zij elke vrouw kunnen zijn. En misschien was zij dat ook wel op dit moment. Ze deed hem aan iemand denken.

‘En?’

Esthers stem trok hem wat moeizaam uit zijn gedachten. Een wolk trok een streep door het gras. In de schaduw was zij weer zichzelf.

‘Hm?’

‘Zie ik er goed uit?’ Ze plaagde hem, maar haar blik verontruste hem enigszins. Ze droeg slechts een kleine bikini.

Hij glimlachte zwijgend. De zon slokte Esther weer op en hij dacht aan Suzanne. Ook met haar had hij hier in het gras gezeten. Het veld was minder veranderd dan hij. Ook de rivier zag er onveranderd uit, er stroomde enkel ander water door. Hij pakte zonder na te denken een steentje uit het gras en gooide het in de rivier. Het duurde enkele seconden voordat de rimpeling in het water de kade bereikte. Hij voelde zich loom maar gespannen. Niet enkel de warmte drukte op hem.

Drie dagen voor haar overlijden had hij hier nog gezeten met Suzanne. Hij was slecht in het onthouden van data, maar het moest in de herfst geweest zijn. Op de rivier dreven enkele gekleurde blaadjes. Haar haren dansten om haar gezicht. Hij had niets vermoed van haar ziekte, ze had niemand iets verteld. Die middag kuste zij hem voor de eerste maal, en de paardenbloemen verloren hun blaadjes in de wind. Hij keek naar de paardenbloemen aan de voeten van Esther. Ze wiegden rustig heen en weer in de warme zon. Suzanne’s ogen hadden dezelfde droefenis in zich als die van Esther. Naarmate Esther ouder werd ging zij sowieso steeds meer op Suzanne lijken. De gedachte gaf Michiel een onrustig gevoel. Misschien waren het enkel zijn herinneringen die met hem speelden. Esther had Suzanne nooit echt gekend. Ze had de kans niet gekregen. Zo bleven beide vrouwen door de tijd gescheiden van elkaar. Ze deelden enkel een paar ogen en hun lach. Hij besefte zich dat hij, in gedachten verzonken, nog steeds naar Esther zat te kijken. Al zag hij haar niet werkelijk.

Een houten boot voer voorbij. Een reiger vloog op, en verdween achter de wilg. De rimpels op het water bewogen op en neer. De zon bewoog mee. Hannah had Suzanne wel gekend. De twee waren goede vriendinnen geweest. Ook zij had niks geweten van de ziekte die al tijden in haar vriendin huisde. Michiel en Hannah hadden elkaar gevonden in hun gezamenlijk verdriet. Tijdens hun eerste kus samen hadden zij beiden tranen in hun ogen. Ze hadden daarna zelden meer gesproken over Suzanne. Maar haar geest was altijd bij hen gebleven, als een schaduw die hen samenbracht. Michiel had Hannah nooit verteld over zijn eerste kus, hier aan de waterkant, tussen de vallende bladeren.

Esther was opgestaan, en rekte zich uit. De schaduw speelde over haar prachtige, slanke lichaam. Ze lachte even schalks onder zijn blik.

‘Ga je mee het water in?’ ze wiegde speels heen en weer op de ballen van haar voeten. Haar huid was vrijwel volledig opgedroogd en straalde warmte uit.

Hij knikte, en stond langzaam op. Esther liep al vooruit naar de waterkant, het leek alsof haar voeten de aarde niet raakten. Zijn eigen voeten voelden aan alsof ze aan de grond geklonken zaten. Hij zag Esthers lichaam in het helverlichte water verdwijnen. Ze leek haast doorschijnend. De rivier voelde koel op zijn huid. De wind blies een kleine rimpeling over het watervlak, en de wilg fluisterde zachtjes tegen de boterbloemen. Hij sloot zijn ogen, en liet zich achterover zakken. De zon kleurde zijn oogleden roze. Met zijn handpalmen voelde hij de bodem. De stenen op de bodem waren hard en glad, gevormd door eeuwen stromend water. Ze waren een stille getuige van de geschiedenis van deze oude rivier. Het stemde hem weemoedig. Al was het slechts voor een moment. Met een lach sprong Esther bovenop hem en duwde hem prompt onderwater. Hij greep haar middel en trok haar mee. Toen ze weer omhoog kwamen lachten ze beiden. Esther veegde een lok uit haar gezicht. Kleine druppeltjes sprongen van haar af en weerkaatsten in de zon.




Wordt vervolgd
09 sep 2013 - meld ongepast verhaal
Weet je zeker dat je dit verhaal wilt rapporteren? Ja | Nee
Profielfoto van Wolfe Tone
Wolfe Tone, man, 39 jaar
   
Log in om een reactie te plaatsen.   vorige volgende