Het is al bijna een week geleden, in de nacht van donderdag op vrijdag. De reünie was later geworden dan gepland was; in de bus zag ik dat mijn laatste trein (van 0.53 uur) al weg was. Ik stapte uit op de Maliebaan en liep naar het Instituut, waar mijn tas nog stond.
Toen ik buiten kwam, bleek er een taxi voor de deur te staan. Die stond te wachten op een klant die niet kwam. De chauffeur wilde mij wel meenemen. Een beste rit natuurlijk, ruim vijftig kilometer.
De chauffeur sprak Nederlands, maar ik kon hem niet altijd goed volgen. Zijn zinsbouw was gebrekkig en hij moest vaak zoeken naar woorden. Hij vertelde dat hij alleen maar 's nachts reed, vijf nachten per week. In het weekend wilde hij leuke dingen met zijn vrouw doen ('restaurant en zo'
, maar hij kon natuurlijk 's nachts niet slapen. Dan studeerde hij.
Voorzover ik begreep was het een cursus over positief denken of over de kracht van denken of over hoe bezit niet gelukkig maakt. Een digitale cursus, gegeven door een imam, vermoed ik. De chauffeur was devoot moslim, kon ik uit het gesprek opmaken. Ik kletste maar een beetje mee. Het was over tweeën en ik was niet van plan om de man te kwetsen door te zeggen dat dat soort Happinezcursussen onzin was. Gelukkig had hij het niet over mindfulness.
Toen ik wat doorvroeg over andere dingen vertelde hij me dat hij Irakees was. Op zijn zestiende jaar de oorlog met Iran meegemaakt, op zijn negentiende militair in de eerste Golfoorlog. Gevochten tegen de Amerikanen dus. Hij was ongewapend en stuitte op de soldaten. Ze riepen dat hij moest stilstaan, maar hij verstond geen woord Engels. Ze schoten op hem.
Hij wees op zijn been, op zijn hoofd. Hij knipte het autolampje aan en liet zijn vinger zien, waar een stuk van af geschoten was. Bijna dood was hij, weken in coma. Toen hij weer bijkwam, werd hij vervoerd naar Saoedi-Arabië. Hij kwam in een kamp terecht waarin vijftigduizend Irakese militairen verbleven. De meesten wilden niet meer terug. Een heel stel vertrok later naar Amerika. Hij vertrok naar Nederland en trouwde met een Nederlandse vrouw.
Natuurlijk had ik hem moeten vragen waarom hij uitgerekend naar Nederland kwam. Ik kan mij niet voorstellen dat in die tijd de gemiddelde Irakees wist waar Nederland lag. Ik vroeg hem naar zijn familie in Irak. Ellende. Verschillende doden.
En toen waren we al zo ongeveer bij mijn huis. Ik had honderd euro in mijn portemonnee, maar dat was net niet genoeg. Gelukkig lag er nog wat geld in de keukenla. Terwijl ik dat haalde, schreef hij zijn bonnetje.
Kwart voor drie was het toen ik de voordeur dichtsloeg. Mijn hoofd zat nog vol van het verhaal. Ik heb dat nog een kwartiertje laten sudderen, daarna ben ik naar bed gegaan. De volgende dag moest ik immers weer van 9 tot 5 corrigeren.
Niet alleen die vrijdag heb ik gecorrigeerd, maar ook de zaterdag en een deel van de zondag. Waarschijnlijk ligt er vandaag een briefje op mijn deurmat dat ik het laatste pakket werk op het postkantoor kan afhalen. Ach ja.
Het correctiewerk duurde dagen, het taxiritje maar een goed half uur. Toch zal dat half uur me bijblijven. Wat zou het mooi zijn als strijders in Syrië, Jemen of waar dan ook, besloten om te stoppen met vechten en taxichauffeur te worden. Nou ja, behalve dan die blinde jihadganger.