Daglicht [verhaal]
Ik streelde zacht haar kale hoofd. Het voelde fijn aan, glad en zacht. Ze rook heerlijk, naar perziken, een geur die me deed denken aan Frankrijk, samen op het Franse plattenland, waar we genoten van een glas wijn in de zon. Dit was de laatste keer dat we hier zo konden liggen, samen, zonder de wereld om ons heen. Genieten van het moment. Als er iets was, wat zij me had geleerd, was het dat, genieten van het hier en nu, even de zorgen van de toekomst kunnen vergeten. Dat waren de momenten waarop ik me gruwelijk gelukkig kon voelen, zelfs nu morgen naderde, de dag waarop ik afscheid zou nemen van haar.
“Geloof jij in de hemel, Gem?” vroeg ze plotseling.
“Ik weet het niet,” fluisterde ik.
“Je moet zeggen dat je in de hemel gelooft, Gem, dan heb ik houvast morgen,” zei ze, terwijl ze overeind krabbelde en me aankeek, met die prachtige, blauwe ogen. Ze glimlachte voluit, zoals ze altijd glimlachte. Echt, ze was zo echt.
De hemel, nee, daar geloofde ik niet in, en ik wilde haar niet voorliegen, dat besefte ze zelf ook. Ik moest moeite doen om mijn tranen niet rijkelijk te laten vloeien.
“Niet huilen, Gemma, ik geloof ook niet in de hemel,” zei ze. Ze pakte mijn hoofd en streelde mijn lange, donkerblonde haar. “Niet onze avond verpesten, lieverd, het is net zo fijn… de stilte voor de seks.”
Ik lachte door mijn tranen heen. Ze was ook altijd hetzelfde, mijn Joanne. Ze streelde mijn schouder. Ik zou haar moeten troosten, zij mij niet.
“Het is goed, Gem, het komt wel goed,” zei ze. “Jij redt het wel. Je bent fantastisch. Je bent het beste wat me ooit is overkomen. Ik houd van je, je bent mijn schat. Laat het je niet terugbrengen naar hoe je was, beloof me dat.”
“Ik beloof het,” fluisterde ik schor.
“Goed zo,” zei ze. Ze zakte terug in het dikke matras en ging op haar zij liggen. “Wat is het mooiste dat je ooit gezien hebt?”
Ik staarde haar een beetje overdonderd aan.
“Kom op, Gem!” zei ze, met haar altijd aanwezige enthousiasme. “Ik wil alles weten!”
“Frankrijk,” zei ik.
“Zeker?” vroeg ze.
“Ja!” zei ik verontwaardigd. “Anders zou ik het niet zeggen, Jo.”
“Het fijnste wat je ooit hebt gevoeld?”
“Jij!”
Ze giechelde. “Het mooiste wat ik ooit heb gezien, was een waterval in Wales. Het was daar zo rustig, zo vredig, en die waterval was de wereld. Het water daar was ijskoud, maar ik wilde erin zwemmen, ik wilde onder die waterval staan en de wereld over me laten stromen. En dat is het fijnste wat ik ooit heb gevoeld, de wereld die over mij heen stroomde.”
Ik was even stil van, beeldde me haar in onder die waterval, haar naakte silhouet, haar mooie lichaam, voluptueus, goed gevormd. Druppels water die van haar borsten gleden, langs haar buik, haar geslachtsdeel, haar dijbenen, tot het uiteindelijk het water weer bereikte, en een onderdeel van een groot geheel werd. Meegesleurd door de stroming, één zo’n klein waterdruppeltje. Zo was het, alsof ik meegesleurd werd door de stroming. Eerst was ik een druppeltje dat over haar voluptueuze lichaam gleed, en dan weer in de stroom belandde.
Een traan rolde over mijn wang. Ze veegde hem weg met haar tedere vingers.
“Wat is er nou?”
“Niets…” Ik glimlachte vaag.
“Dit is ónze avond, Gem, en je mag best eerlijk tegen me zijn, in feite: ik wil niet dat er dingen voor me verzwegen worden omdat ik het zielige, zieke meisje ben,” zei ze fel.
“Dat doe ik ook niet, Jo, echt niet, ik… ik ga je gewoon missen.”
Ze was stil. Ze was nooit stil. Ze wist niet wat ze moest zeggen. Ze zou me verlaten, dat deed me pijn, en dat besefte ze. Overal had ze worden voor, altijd, maar nu niet, er waren geen woorden voor haar dood. Ik snapte haar keuze, maar toch speelde er een vreemd soort woede in me op.
De woorden waren op vanavond. Ze begon mijn haar zachtjes te aaien. Ik kroop dichter naar haar toe, ik wilde haar voelen vanavond, haar omhelzen, haar laten zien hoe godsgruwelijk veel ik van dat gekke, enthousiaste mens hield. Dat mens dat vanbinnen verteerd werd door een ziekte die vele levens verwoest had. Die prachtige vrouw, míjn vrouw, van wie ik zielsveel hield. Ik kon mijn verdriet niet bedwingen. Zachte snikken stegen op uit mijn keel, geluid dat de magische, ijzige stilte verbrak. Ik begroef me in haar buik en nestelde me uiteindelijk jankend tegen haar borst aan. Viel die bewuste avond in haar zacht armen in slaap.
Ze lag daar, met die onverstoorbare glimlach op haar gezicht. Het daglicht in haar blauwe ogen, die dof stonden. Alle magie van de avond ervoor was verdwenen, ze was nu niets meer dan een lichaam, dood. Zij was verdwenen, mijn Joanne, vervaagd van de aardbol. Een druppeltje dat van mij afgleed en verdween in het geheel.
Toril, vrouw, 33 jaar
Log in om een reactie te plaatsen.
vorige
volgende