verhaal (oud en nog niet af)

dakloos


Langzaam liep ik door de straten, doelbewust liep ik naar de plek. Het was Woensdag avond, en bij het daklozen centrum kon ik wat te eten halen. Deze avond hadden ze twee aardappels, een kommetje soep een schap wortelen. En als toetje (dat was luxe) een bakje yoghurt met hagelslag.
Ik at het eten snel op, ik voelde in mijn zakken. Ik had de 8 euro 45 nog. IK moest opletten, de andere dazklozen en soms junks hadden mij al een keer bestolen. Dat was toen ik voor het eerst in het centrum kwam.
Ik was pas 14 en ik liep erbinnen, via via had ik een tip gekregen over het centrum. Nu was ik bijna 15 en ik was zeker al 15 kilo afgevallen. Ik had geluk dat ik soms wat eten kreeg bij het centrum. Maar dat kon maar een keer per week. In de straat waar ik altijd sliep, het steegje achter de winkels, strooide iedere dag een oudere vrouw wat brood voor de vogels. Snel pakte ik het brood en at het op, zo kon ik overleven. Ik wilde mijn geld niet opmaken ik kon het niet.
Ik at mijn yoghurt op, ik keek om mij heen. Voornamelijk mannen, oude mannen met lange baarden. Ik keek naar mijzelf, mijn haar was smerig en lang. Ik was vreselijk mager en ik stonk.
Voordat ik het centrum verliet liep ik naar het toilet, ik ging uigebreid zitten. Ik kon mijn poep en plas lang ophouden mijn record voor mijn poep was een week en mijn plas bijna 4 dagen. Toen ik klaar was waste ik mijn gezicht, haar en handen. Daarna vulde ik de drie lege cola flessen met water, de flessen had ik op de grond gevonden. het waren hele liter flessen. En ik beschermde ze alsof ze kinderen van mij waren. Ze konden mij in nood altijd nog geld opbrengen.


Toen ik het centrum voor daklozen uitliep. Zag ik hem weer, die man. Hij was een zaken man, ik had hem vaker gezien. Hij was rijk, vreselijk rijk. Hij had een vrouw en volgens mij had hij ook een kind gehad maar dat zag ik niet meer. Af en toe zag ik een soort dienst meisje, maar de laatste tijd was zij niet meer in het huis van de man geweest.
De man werkte tegenover het daklozencentrum, hij was nog jong, misschien eind 20. Zijn huis was vlakbij de plek waar ik altijd sliep in de nacht. Hij viel mij altijd op, als hij in de buurt was merkte ik het meteen. Soms zag ik hem in het park op een bankje zitten. Hij leek mij aardig ik zou hem graag eens aanspreken en vragen waar hij mee zat. Hij zat duidelijk ergens mee.
Ik liep de straten weer door, ik kwam bij mijn slaapplekje. Ik was een van de jongste en iedereen had zijn eigen plek. Ooit was er eens een nieuwe daklozen op de plek van Gekke Henk gaan liggen. Die daklozen hebben wij nooit meer terug gezein. Gekke Henk schept nu op over dat hij hem vermoord heeft. Nu ook, ik ga op mijn kartonnetje zitten en pak een van mijn vuile met modder bespatte dekens. Het is donker in het steegje, we zien de gezellige huisjes boven onze hoofd en luisteren naar de muziek die iedere avond uit het bovenste raam klink. Het valt mij op dat Marnix de fluiter er vandaag niet is, ik vraag aan Gekke Henk waar hij is. Meteen begint gekke Henk te vertellen. "Hij is opgepakt door de politie, hij gaf over van de honger zoals gewoonlijk en toen heeft hij bij de groente man een appel gestolen. Hij rende man dat wil jij niet weten, de politie erachter aan door de hele stad met autos fietsen en van die geinige brommertjes. Maar Hij was ze telkens te slim af, en toen opeens keek hij achter zich en daar reed zo een fiets agent en die kon fietsen joh! Nou en toen struikelde hij, en kaboem met zijn klep op de stenen. En nou is hij opgesloten!"
Ik kende de verhalen van Gekke Henk je moest bij wat hij vertelde altijd een ander beeld in je hoofd zetten.
De achtervolging zou dus gewoon alleen door de straat zijn een stukje sprinten van 10 meter op zn hoogst, de agent op de fiets kwam pas toen hij al gearesteerd was en hij liet zich op de grond vallen omdat hij probeerde te ontsnappen. Dat beeld had ik in mijn hoofd.
Gekke Henk ging naar de volgende die kwam aangelopen en vertelde daar zijn verhal over MArnix de fluiter, k luisterde half mee en hoorde dat hij de helft van het verhaal nog erger maakte dan bij mij.
Van dat soort dingen genoot ik, maar als ik die avond en nacht dan de koude wind door het steegjes weer voelde of de lallende dronkenlappen weer zag miste ik een eigen huis.


Die nacht kwam er weer een dronkenlap, hij zag mij aan voor een van de prostituees die een straat verder achter het raam zaten. Hij trok mij aan mijn arm mee, ik sliep nog half. Maar meteen was ik klaar wakkeer, ik sloeg de man op zijn gezicht en krijste heel hard. Meteen werden Gekke Henk en Slovan wakker. Slovan sprong op en sloeg de donkenlap ook op zijn gezicht.
Jammerend droop de dronkenlap af. Ik bedankte Slovan, hij was een buitenlander sprak amper de taal maar hij begreep dat deze groep daklozen een soort familie vormden als er eentje in nood was.
De rest van de nacht was rustig, ik miste het geluid van marnix de fluiter, hij floot altijd in zijn slaap. Hele liedjes floot hij. Maar hij was er niet meer.
Jammer, dacht ik. De volgende ochtend had ik geen honger. Ik was gewend aan het weinig eten en de maaltijd van de vorige dag zou zorgen dat ik deze hele dag ook wel zou overleven. Ik ging de straat op, altijd keek ik naar de grond. Vaak vond je dan wat geld, af en toe liep ik een winkel binnen. Ik deed dan of ik niet helemaal normaal was en kroop op handen en voeten rond de kassa. Dan vond ik vaak wat meer geld. Ook vandaag deed ik dat en ik had geluk ik vond binnen 2 uur 3 euro en 75 cent. Dat was bijna een reccord. Ik had nu meer dan 10 euro ik kwam in de verleiding om er iets lekkers van de kopen. Maar ik wist dat ik dat geld echt moest bewaren.
Toen ik weer in de steeg was zag ik de man, De rijke man. Wat deed die knappe rijke ongelukkige man in onze steeg. Ik was opeens doodsbang voor de man, hij zou misschien van de politie zijn. Ik liep naar mijn plek en greep mijn karton en dekens, ik was bang dat hij de spullen mee zou nemen. Ik keek hem angstig maar zo sterk als mogelijk aan.
"Hallo." Zei de man alleen maar, ik ontspande wat maar ik bleef op mijn hoeden.


Ik zei niks, ik keek alleen maar. De man keek naar mij, en opeens vroeg hij het. "Hoe oud ben jij?" Ik verstarde, niemand mocht weten hoe oud ik was, zelfs Gekke Henk dacht dat ik al 23 was. Ik zei niks, ik klemde het karton en de deken nog steviger tegen mij aan. "Meisje? Welke taal spreek jij?"
Ik was bang, zo bang. Wat moest ik doen, niets zeggen kon toch niet die man was zo vriendelijk, tenminste zo kwam hij over. Maar als ik iets zou zeggen zou ik ook moeten zeggen hoe oud ik was. "Ik, eeh." IK twijfelde weer de man wist genoeg. "Aha je spreekt dezelfde taal als ik. Kun je mij vertellen hoe oud je bent?" Weer zei ik niks, die ogen van die man. Zijn ogen zeiden alles, hij was te vertrouwen hij was vriendelijk. Maar hoe vaak had ik niet iemand vertrouwd? Wat heb ik te verliezen bedacht ik bij mezelf. "Ik ben 15, bijna." Ik boog mijn hoofd ik keek door mijn wimpers naar de man. "Ok, en woon jij hier?" Dit ging te ver, wat moest die man van mij. "Wat moet je van mij!" Mijn stem sloeg over, ik voelde opeens tranen opkomen. Ik kon niet meer met mensen omgaan. Vroeger wel toen ik thuis woonde, toen wel ik vertrouwde iedereen ik hielp iedereen. Maar nu niet meer de straat maakte mij vuil van buiten en van binnen.
De man ging op de grond zitten, "Ik kom eens kijken, ik zie jou wel eens bij het daklozen centrum ik werk daar tegen over, ik zie je soms in het park. En af en toe zag ik je hier in gaan. En ik wilde net kijken wie jij was." Ik vond het maar een vreemd verhaal, wat moest een welvarend mend in een daklozen steegje? "O, ik slaap hier, ik woon nergens." Ik keek de man aan, de spanning gierde door mijn lijf. Opeens kreeg ik weer een van de vreselijke hoestbuiten. Deze keer duurde de bui 3 minuten. Ik spugde het bloed uit en dronk een klein slokje water. De man keek mij bezorgd aan.
"Hoe heet je? IK heet Mark." IK wilde opeens van alles tegen de man zeggen, negatief en positief. Maar ik was nog zo bang. "Ik heet Myra, denk ik." IK wist niet zeker of ik zo hete, het afgelopen jaar was alles zo veranderd ik wist niet of de naam Myra nog wel bij mij paste.


Opeens kijkt Mark mij recht aan. "JE hebt een mooie naam, hij past bij je." Ik knik, opeens wil ik hem vragen waarom hij in mij geintreseerd is. Ik breng de moed op ik wil sterk zijn. "Waarom ben jij in mij geinstreseerd?" Vraag ik terwijl ik zenuwachtig met mijn handen friemel maar hem strak aan blijf kijken. De man zucht, hij gaat anders zitten en kijkt naar zijn handen. Hij friemelt ook met zijn handen. "Ik weet het niet, weet je ik ben rijk, ik heb een eigen bedrijf. Een mooie lieve vrouw en een kind." even wacht de man hij kijkt of ik luister. Ik luister. "Maar sinds een tijdje weten mijn vrouw en ik, dat Lebio, onze zoon." Even slikt de man hij hakkelt en is niet helemaal duidelijk. "Lebio, is ziek, heel ziek. Hij zal binnen een half jaar overlijden. En sinds ik dat weet kijk ik verder dan mijn werk mijn vrouw en mijn kind. Ik zie zoveel ellende, dat begon bij jou. Al die mannen van 3o of 40 die dakloos zijn. Die zijn niet meer te redden denk ik. Maar toen zag ik jou. Een jonge meid die op school hoort te zitten." Ik knik, ik weet het. School mis ik, de eerste week van mijn dakloos bestaan ging ik nog naar school. Het was binnen warm, maar ik werd smerig, mijn boeken raakte ik kwijt. En ik moest mijn plekje bevechten. Ik stopte met school.
"Ik zag jou telkens weer," Gaat de man verder. "Ik kon zien dat jij sterk was, maar ik zag je achteruitgaan. En ik zag mijn zoontje, hem kan ik niet redden. Maar jou wel, ik wilde van kleins afaan al iets voor daklozen of zieke mensen doen." Even wacht de man, ik schrik hij brengt daklozen in verband met zieken. Maar dan bedenk ik dat er geen een daklozen helemaal gezond is. IK ben te ligt en ik heb een vervelende hoest. Gekke Henk heeft geen tanden meer en hij heeft vervelende ontstekingen aan zijn benen. En zo kun je bij iedere daklozen uit onze steeg iets bedenken.



"Ik wilde meer van jou weten, ik zie dat je ziek bent. En ik hoor af en toe die hoest van je. Ik weet niet, je bent al lang dakloos maar als jong meisje vecht je jezelf een weg. En als ik jou zou kunnen helpen zou je met een beetje hulp het ver kunnen schoppen. IK zie een soort oorzettingvermogen van mezelf in jou." Even stopt de man weer, ik hoest. Lang heel lang en geef bloed over. Ik schaam mij, wie geeft er nou over. Wie bloed er nou.
"IK vocht ook altijd daarom heb ik nu al een welvarend eigen bedrijf. Jij vecht ook, alleen heb jij van huis uit niet iets meegekregen zoals geld of een opleiding." Ik knik, die man denkt eigenlijk net als ik. Maar ik onderdruk mijn gedachten, ik wil mezelf niet zielig en klein vinden.
"Ik wilde je eerst leren kennen, mijn vrouw wil jou ook leren kennen. Ik wilde weten hoe jij op straat kwam. Ik wilde de naam achter het sterke mooie meisje weten en ik wilde zien of je echt zo een vechter bent."
Ik ga ook zitten, tegenover de man op mijn spullen.
"Je bent een vechter, maar wil jij mij vertellen hoe je op straat terecht bent gekomen?" Ik knik, ik besef het niet maar opeens begin ik te vertellen. 15-

"Ik ben nu bijna een jaar dakloos, het begon allemaal toen mijn vader faiiliet ging. Hij werd chagrijnig had geen werk. Mijn moeder wel, af en toe maakte ze ergens schoon. Ze werd mishandeld door mijn vader ik ook. Mijn moeder is op mijn 12de erg ziek geworden, ze hoeste soms bloed net als ik. Ze kon niet meer werken, mijn vader ging het criminele cirquit in. Hij dealde drugs, af en toen moest ik ook dealen. Als ik weigerde werd ik helemaal totaloss geslagen. Soms werd ik zonder reden kapot geslagen.
Op mijn 13de moest mijn moeder gaan dealen, ze was ziek. Het ging fout, doordat ze een hoest bui had hoorde de politie haar. Ze kwamen bij haar kijken, snel gooide ze drugs weg. De politie nam haar mee naar het burea ze moest van hen naar een arts. De drugs was ze kwijt. Toen ze thuis kwam vertelde ze het allemaal aan mijn vader. Hij ging door het lint, hij sloeg op haar in. Ik zag dat het fout ging maar ik kon niets. Toen ik mijn vader probeerde te stoppen sloeg hij ook op mij in. Snel vlugt ik de kamer uit. Opeens werd het doodstil in huis. Geen enkel geluidje, voorzichtig ging ik de woonkamer in. Daar lag mijn moeder, ze was dood. Mijn vader stond erbij en keek mij aan. "Allemaal jouw schuld" siste hij.
Mijn moeder werd begraven, mijn vader zei dat ze op straat half dood was geslagen. Ik weet niet hoe hij het deed maar iedereen geloofde het.
Mijn vader werd nog agressiever, hij sloeg mij. En hij deed meer dingen met mij." Ik slikte, hoeste een tijdje dronk nog wat en ging verder. "Ik moest bijna iedere nacht dealen, en wat ik ook deed al sloot ik een wereld deal hij sloeg mij helemaal kapot. Ik kon het niet meer, ik ben gevlugt. En toen kwam ik op straat terecht, en zo kwam ik hier." Ik voelde mij klote, ik had een wild vreemde verteld wat er was gebeurd, zonder enige emotie.
Ik kon niet meer huilen, ik was gehard door de straat.

Ik keek naar Mark, hij keek bedenkelijk. "Vreselijk." Zei hij terwijl hij naar mij keek. Het was stil, er waren simpel weg geen woorden voor dat moment. Ik stond op en kreeg weer een hoest bui. Ik was gewoon verkouden. dacht ik. Mark stond ook op, "Ik moet nu gaan, ik kom terug. Zullen we morgen in het park afspreken, ik zie je vanzelf. Ik moet met je praten en met mijn vrouw." Mark wilde mij een hand geven maar ik dook weg. Ik zei niets ik staarde hem na terwijl hij met een flinke pas de straat uit beende. Het was een lange slanke man, hij liep in pak. Vast voor zijn werk. Ik dacht de hele avond aan Mark, ik zat maar te bedenken wat hij van mij wilde. Ik kon het niet bedenken, ik voelde die nacht niet dat ik honger had, ik had veel hoestbuiten en de volgende ochtend was ik uitgeput. Langzaam liep ik naar het park, onderweg kocht ik een zakje bolletjes, in de aanbieding. Ik at er eentje op, ik was zenuwachtig en kon met moeite het bolletje binnen houden.
Bij het park aangekomen ging ik op een bankje zitten, ik was vast veel te vroeg. Ik zou op Mark wachten, en dan kon ik nog een beetje rusten.
En Mark kwam, die middag stond hij opeens voor mij. Ik schrok. Hij ging naast mij zitten. Als een reflex trok ik de zak bolletjes onder mijn trui, "Rustig ik wil jouw bolletjes niet opeten. ik heb al gegeten vandaag." Lachte hij, ik vond dat er niets te lachen was maar zei dat niet.
"Ik heb met mijn vrouw gepraat, ze wil je graag eens ontmoeten. We willen je uitnodigen om vanavond bij ons te komen eten!" Ik keek Mark aan, mijn gedachten gingen sloom, ik was helemaal sloom van de honger van vermoeidheid. Ik knipperde met mijn ogen. "Eh," ik voelde de pijn in mijn buik van de honger. "Ja ik wil wel eten." Zei ik, ik had zoveel honger ik zou met iedereen mee zijn gegaan om te eten. "Fijn, ga je zo mee dan, dan ga je bij ons thuis in bad en zo en dan praten we wat en dan eten we." Ik aarzelde, moest ik met hem meegaan, straks zou hij mij wat aan doen. Ik ademde zwaar terwijl ik dacht aan al dat lekkere eten.
"Ja, ik kom." Zei ik terwijl Mark opstond en wenkte dat ik hem moest volgen. Ik liep achter hem aan, hij liep zo verdomde snel. Was hij atleet of zo? Eindelijk merkte hij dat ik hijgend hem nog net bij kon houden en hij hield zijn pas in. "We zijn zo bij mijn huis, we zullen je kleren wassen en je mag ook in bad." Ik knikte terwijl ik de bolletjes in het zakje tegen mij aangeklemd hield.

Voor zijn huis stopte we, binnen gekomen kwam zijn vrouw Lisa meteen naar mij toe, ik moest van haar meteen in een lekker warm bad. De vrouw was aardig, minder formaal dan haar man. Ze trok mij mee op de trap, opeens moest ik weer hoesten, ik hoeste en hoeste. Ik wilde bijna het bloed uitspugen maar hield het in. Ik kon niet op de vloer van een huis tuffen, bij de wastafel in de ruime douche spugde ik het bloed uit. Ik zag Lisa bezorgd naar mij kijken, ik deed of ik het niet zag.
Lisa stopte mij in bad, ze nam mijn kleren mee. Ze wilde zelfs mijn bolletjes meenemen, maar doe kreeg ze echt niet mee!
Het water van het bad was heerlijk, en toen het koud werd en het water bijna bruina van het vuil was liet Lisa het nog een keertje vollopen.
Na het bad kreeg ik kleding van Lisa, een lange wijde broek die veel te breed was. En een strak truitje wat nog veels te wijd was. Ik kreeg over het shirtje een warme badjas. Lia kamde mijn haren af en toe moest ze een klit wegknippen. Ik liet haar maar, ik hield nog steeds mijn brood bij mij. Ze konden net zo lief doen, maar ze konden nog altijd mijn bolletjes stelen.
"Zo helemaal fris!" Riep Mark toen ik de trap afliep. Ik glimlachte, ik wist niet wat ik moest zeggen. "Kom ik heb wat thee voor je, kom." Mark zwaaide een enorme deur open en we kwamen in een knusse maar toch grote woonkamer. "Ga zitten en eet wat koekjes en drink wat." Ik knikte en ging voorzichtig op de rand van de bank zitten. Pas na een tijdje durfde ik een koekje te nemen. nadat Mark en Lisa zelf minstens twee koekjes op hadden durfde ik ook een koekje te nemen.

De thee smaakte goed, er zat voor mijn gevoel erg veel suiker in, maar toen ik nog een kopje thee kreeg zag ik dat Mark maar een schepje suiker in mijn kopje schepte.
Ik dronk de heerlijke thee op, hoe heerlijk warm de thee het bad of het huis ook was. Ik bleef mij ziek voelen, ik zweete en had hoofdpijn.
De laatste dagen hoeste ik ook veel meer dan voorheen, ik had vaker koorts en vaak en veel pijn.
"Myra, we willen je helpen! We willen een oplossing voor je zoeken, een plek voor je vinden waar je veilig bent waar je school kunt volgen en waar je verder kan vechten en iets kunt bereiken." Mark keek mij bijna schoolmeesterachtig aan, ik slikte. Hij was vreselijk direct en hij keek mij verwachtend aan. Ik wist niet wat ik moest zeggen ik begreep niet helemaal wat hij bedoelde. "Ik bedoel Myra, dat we je willen adopteren, dat we je in huis willen nemen. Je gezond en sterk maken. En misschien lukt het thuis niet helemaal, omdat een jaar op straat leven toch zwaar is. Maar dan zorgen wij dat je in een tehuis komt of iets, we zorgen dat je een vaste verblijfplaats krijgt. Tenminste als jij dat ook wilt, je moet weten dat wij dat heel graag voor jou over hebben." Lisa knikte terwijl Mark zijn laatste woorden uitsprak. "o" Zei ik alleen maar, wat moest ik hiervan zeggen? "Myra zou jij dat willen, dat voorstel, zie jij er iets in?" Vroeg Lisa met haar donkere vertrouwde ogen. Ik knikte.
Na de thee maakte Lisa eten in de keuken, Mark vertelde nog wat over zichzelf. En opeens merkte ik dat het in het huis wel erg stil was, geen kinder geluiden geen autos niks. Waar was zijn zoon? Ik voelde dat ik het moest vragen, gewoon voor mezelf.
"Mark?Waar is je ... eh... je zoontje?" Ik keek naar de grond durfde Mark nietaan te kijken, ik wist niet wat hij zou zeggen ik was onzeker.
"Hij is nu bij zijn oppas, hij is erg ziek en wij wilde even rust om met jou te spreken. Ik stel jullie ooit nog wel eens aan elkaar voor. We denken dat hij snel zal overlijden dus misschien stel ik je vanavond nog aan hem voor."
Mark slikte moeilijk, ik zag dat hij het moeilijk had. Als je globaal naar hem keek leek hij een sterke trotse man, maar als je naar zijn ogen en zijn rimpels keek zag je dat hij vermoeid was. De zorgen om zijn kind waren zwaar en ze vraten hem van binnen op.

Het avond eten was lekker, ik at niet te veel. En na het eten dronken we nog wat thee. Ik was stil, ik maakt mij zorgen om Mark.
Toen ik die avond terug liep naar mijn plekje in de steeg voelde ik de gure wind, ik dacht aan Mark die sterke man die zijn kindje bij zich wilde houden.
Ik dacht aan zijn voorstel, aan zijn plan. En ik hoorde nog hoe ik ermee instemde. In de steeg was het bijna ijzig koud, het regende zachtjes, maar gelukkig was Marnix de fluiter weer terug. Ik viel in slaap in een diepe diepe slaap.

Laat de volgende dag schrok ik wakker, ik was wakker geworden van voetstappen in de steeg. Het was midden op de dag, dus geen dakloze en daarnaast kon ik de voetstappen niet thuis brengen bij een dakloze. Ik kroop onder mijn deken, ik had het koud. Het voelde of ik mij niet kon bewegen. Langzaam en geconcentreerd haalde ik adem, ik moest sterk overkomen. Mijn deken werd van mij afgetrokken, ik keek omhoog zo sterk mogelijk. Daar stond Mark, hij keek mij lachend aan. "Kom ik wil je voorstellen aan mijn zoon." Zei hij terwijl ik kreunend van de pijn opstond.
Ik liep achter Mark aan, hij liep rustig vandaag. Toen we bij zijn huis waren gingen we er binnen, meteen hoorde ik het geluid van een kinder stemmetje. Het was geen helder stemmetje, het was een zwak en vermoeid stemmetje. Ik luisterde en vergat achter Mark aan te lopen. "Kom je nog?" drong hij aan. Snel volgde ik hem.
In de woonkamer zat de eigenaar van het zwakkekinderstemmetje. Toen ik binnen kwam zag hij mij meteen. "Hoi, kom jij spelen!?" Riep hij zo hard als hij kon. Ik wist niet wat ik moest zeggen, Mark zag het. Hij liep naar zijn zoon en tilde hem op. "Lebio, kanjer van mij. Dit is Myra!" Ik keek naar Lebio, die naam paste niet bij hem. Lebio was een krachtige sterke stralende naam, en dit ventje was niet meer dan een zak met botten en een zwak stemmetje. "Hoi." Zei ik aarzelend. Lisa kwam ook binnen, weer met thee, ze schenen in het huis alleen maar thee te drinken.
Ik ging op de bank zitten, Lebio wilde op schoot, bijna weigerde ik. Ik voelde mij te ziek en te zwak om een kind op schoot te hebben. Maar toen ik zag hoe hij zelf ook sterk probeerde te zijn besloot ik om hem op mijn schoot te trekken. Lebio speelde met zijn autos op mijn benen, mijn benen deden pijn maar ik gaf geen kick. Hoe kun je jezelf nou zielig vinden als er een klein kind dat stervende is op jouw schoot zit?

"Kom Lebio je moet naar bed!" Mark staat op en trekt Lebio van mij af, voorzichtig geef ik het jongetje een kusje terwijl hij hevig stribbelend zijn vader weg wil duwen. Het lukt hem niet, hij is vermoeid en echt heel erg ziek. Ik wilde huilen, maar bedacht dat als ik al zou huilen wat moesten Mark en Lisa dan wel niet van mij denken.
Na de thee wil ik weggaan, ik wil alleen zijn. De laatste dagen heb ik veel te veel vreemde mensen om mij heen gehad. Ik heb te veel gesproken, zij hebben te veel gesproken. Net als ik wil opstaan zegt Lisa dat ik die avond moet meeeten. Ik wil weigeren, maar als ik de pijn in haar ogen zie kan ik dat niet. "Ok." Zeg ik, die middag zwijg ik, onder het eten zwijg ik ook. Mark merkt het, hij zegt niks. Lisa praat wat, het gaat nergens over. Het is stilte opvulling. Na het eten ga ik nog voor de thee weg, bij de deur kijk ik Mark nog even aan. "Wacht even." Zegt hij, "Wat is er aan de hand?" Ik staar hem aan, hoe kan ik hem vertellen dat ik ziek ben. Lebio is ziek ik niet! Hoe kan ik hem vertellen dat ik het moeilijk vind om met mensen op de normale manier omte gaan. En hoe kan ik hem uitleggen datik verdrietig word als ik naar Lebio kijk, dat zijn naam niet past dat hij niet bij zijn vader past en al die andere gedachten.
Ik kan het niet. Ik kijk Mark aan en schud mijn hoofd, dan draai ik mij om en snel met gebogen hoofd weg, weg de donkere nacht in. Het regent weer, maar die nacht wil ik niet slapen, ik kan het niet.
Toch val ik in slaap, de volgende ochtend heerst er een rouwende stemming in het steegje, Gekke Henk is overleden. Niemand begrijpt het en iedereen word er onzeker van ik ook. Gekke Henk was soms als een vader voor mij. Het was zijn steegje en hij had altijd het hoogste woord. Hoe kan zo een gewldige man nou zomaar weg zijn, ik kijk naar het lichaam van onze Gekke Henk. En dan denk ik aan Mark hoedie straks zo naar het lichaam van zijn zoon zal kijken,

Gekke Henk word die middag opgehaald. Ik kijk hem na, zijn plek is leeg. Zijn plek naast de mijne, ik pak zijn spullen en leg die op mijn plek. Zo gaat dat nu eenmaal. Echt tijd om te rouwen is er niet, en dan voel ik dat ik moet rouwen. Ik sla met mijn vuisten op de muur ik schreeuw en krijs. En opeens merk ik dat ik tegen iemand aan word gedrukt, twee armen om mij heen, de warmte. En dan voel ik dat ik nog geen straat beest ben zoals mensen ons noemen. Ik ben een half straatbeest ik heb nog gevoel.
Het is Mark die mij tegen houd, die mij met al zijn kracht heeft wete te stoppen. Mijn handen bloeden, ze zijn helemaal kapot. Er is niets meer van over. Mark wiegt mij heen en weer, ik ben uitgeput ik kan het niet meer.
Mark neemt mij mee naar zijn huis, Lisa kijkt geschrokken op als ze mij ziet.
Beide weten zen iet waarom ik er zo aan toe ben, beide weten ze niks.
Ik weet he zelf ook niet, wat moet ik nu nog. Ik proef het leven binnn 4 muren met een dak, ik leef het leven in de steeg.
Ik zit daar op de bank, weer in die warme huiskamer. Ook Lebio is er, hij speelt met een vriendje ergensachter de bank. Mark kijkt mij aan. Eerst zegt hij niks en dan begint hij te spreken. "Myra, wat doe je jezelf aan. Waarom? Wat is er vanacht of vanochtend gebeurd?"

Ik hoest, dingen draaien voor mijn ogen als ik naar Mark luister. Hij kijkt mij aan, ik moet antwoorden dat word er van mij verwacht maar ik weet het niet, misschien kan ik het niet. Ik begin te spreken. "Ik deed dat omdat, Gekke Henk dood is." Even wacht ik, ik kijk naar de reactie van Lisa en Mark maar zij luisteren en reageren niet. "Hij was de gene op de straat die mij beschermde en die mij toen ik nieuw was een beetje mee nam. Ik ben onbewust van hem gaan houden. Ik wist niet dat ik dat nog kon, een jaar op straat leven is alsof je al je hele leven op straat woont. Het voelt of die jaren dat je nog in een huis woonde en een relatief normaal leven had een droom zijn, een droom die je zo helder in je geheugen hebt dat je hem nog kan ruiken." Even slik ik, ze luisteren nog steeds. "Gekke Henk, ik weet niet hij liet mij weten dat ik nog geen echt straat beest ben. Ik ben nog gevoel, ik wilde om hem rouwen en ik deed dat op die manier. Maar op straat word niet gerouwd." De laatste woorden zeg ik met kracht, Mark kijkt mij aan, Lisa kijkt naar haar man net als ik. "Het spijt mij, maar je mag nooit meer zo boos worden. We moeten je handen verzorgen. Kom." Mark staat op, loopt zwijgend naar de keuken terwijl ik Lisa aankijk. Met een knikje stuurt ze mij achter Mark aan. Mijn handen worden onder de kraan gehouden, daarna worden ze ingewikkeld in verband. Ik kijk ernaar, ik word steeds meer een watje bedenk ik bij mezelf.
Als mijn handen ingepakt zijn wil ik weg, ik wil alleen zijn. Herinneringen aan Henk ophalen en bedenken of ik nog wel met Mark en Lisa verder wil.
Ik loop naar de gang en verlaat het huis, ik zeg niemand gedag.

Een paar dagen gaan voorbij, nog voor het licht word verlaat ik de steeg als ik ook maar denk dat ik Mark of Lisa zie vlucht ik weg en als het avond is ga ik pas laat slapen.
Ik zie Mark af en toe, hij mij niet. Ik moet denken, ik kom niet aan denken toe. Het gaat slecht met mij, en met mijn hand. Ik zou graag weer bij Mark binnen komen, maar ik durf niet.
Na een week zie ik Mark bij zijn kantoor, hij rent de trap af en stapt zijn auto in. Als een gek scheurt hij weg, bijna rijd hij een fietser dood maar het gata nog net goed. "Eikel! Maloot!" schreeuwt de fietser. Ik zag de paniek en angst in de ogen van Mark, ik ren door de stad. Als ik eindelijk bij zijn huis ben zie ik net hoe Lebio in een ambulance word gehesen. Mijn hart lijkt even stil te staan, ik zie Lisa haar gezicht vol tranen. Ik zie Mark de sterke man met gebogen hoofd hangende schouders en tranen in zijn ogen. Ik kijk in de ruit naar mezelf, geen tranen geen gebogen hoofd. Maar net zo bang, net zo verdrietig en net zoveel pijn.
Lisa stapt in de ambulance en Mark rijd erachter aan met zijn auto. Ik zie hen weg rijden. Ik voel mij alleen, het huis is gesloten, de wind is koud.
Ik wil niet terug naar de steeg sinds Gekke Henk er niet meer is voelt het niet meer als thuis komen. Ik ga op het trapje van het huis van Mark zitten.
Ik kijk voor mij uit, over de brede straat, naar de gracht en naar de grote panden aan de overkant. Overal gaat het levendoor, Lebio gaat door Henk is dood maar het leven gaat door.
Ik zie een vrouw ze laat haar pepperdure poedel uit, ik zie een man hij stapt in een dure taxi. Ik zie een moedermet haar kindjes eendjes voeren.
Ik heb honger, al dagen niks gegeten. Ik zie die moeder, ik heb haarwel eens in de stad gezien, als ik geen geld had en ik bedelde bij haar. "Rot op smerig monster!" Riep ze naar mij, en nu voert ze brood aan de eendjes. Ik ben nog minder waard dan een ordinaire gracht eend.
Ik loop naar de vrouw toe.

Ik kijk de vrouw aan, ik zie dat ze mij herkent. Ze staart naar mij, ze is bang. Ik kijk haar koel aan, die angst, het doet mij goed.
"Kom Tommy, kom Silvy we gaan!" Zegt ze met een licht overslaande klankin haar stem. Ze laat het brood vallen en loopt weg. Net wat ik dacht, ik pak de brood zak en eet een overgebleven boterham. Hij smaakt goed, beter dan die taaie stukjes die het oude vrouwtje de vogeltjes altijd wil voeren. Als ik het brood op heb ga ik op het trappetje naar het huisvan Mark en Lisa zitten. Ik wacht en wacht, het word langzaam donker. Af en toe zie ik de vrouw van de eendjes door haar gordijn gluren. Ook haar man kijkt af en toe, ik laat het maar. Als Mark terug is heb ik wel wat anders aan mijn hoofd. Net als ik dat bedenk zie ik een auto aankomen. Ik kijk en probeer te zien of het mark is. Het is een grote auto, het zou mark kunnen zijn. De motor klinkt anders en mijn hoop zakt weerweg. De auto stopt voor mij. Er stapen twee mannen uit, en pas dan zie ik het.
Het zijntwee politie agenten. "Goedenavond, wat zijn wij hier aan het doen?" Vraagt de ene man. Ik aarzel ik denk aan Henk, wat vertelde hij mij ook al weer? 'Politie is niet te vertrouwen, ze hebben het niet zo met ons. Ze sluiten je op of verkopen je aan rijke mensen zodat je daar moet werken.' Zou Henk het gemeent hebben, ik kijk de man schuw aan.
"Nou wat doe jij hier?" Ik krimp in elkaar, ik kijk naar de tweede agent, hij is slang atletisch hij heeft wel wat weg van Marc. Ik kijk hem aan, ik hoop dat hij die enge agent weghaald. Maar dan bedenk ik mij dat ook die man een agent is. "Hallo?" De man schud aan mij, ik krimp in elkaar kreun en schuif nogverder het portiek in. "Ik zit hier." kreun ik. "Ja en waarom zit jij hier, het is geen bank!" De jongere knappe agent gaat naast mij zitten, hij zegt niets en kijkt alleen maar. De andere kijkt mij streng aan. "Zeker te veel gespoten, die is niet helemaal bij." Zegt de enge agent, hij heeft een grote snor te grote wenkbrauwen en hij heeft een dikke buik.
De jongere agent schud zijn hoofd "Wacht nou." Zegt hij tegen zijn collega.

"Hallo, wij zijn van de politie. Begrijp je dat?" Vraagt de jongen, ik knik. "Ik ben Bert en dit hier is mijn collega Frank." De oudere man kijkt nors en heeft zichtbaar geen geduld. "Wij vragen ons af wat jij hier doet, dit is het trappetje van iemand zijn huis. Wilde je hier gaan slapen?" De man kijkt mij aan, ik kijk van hem weg. Ik wieg zachtjes heen en weer en kruip nog een stukje verder van de man af. "Begrijp je mij? Begrijp je wat ik vraag?"
Ik knik, "Nou antwoord dan eens." Ik verstar, ik wil niet vertellen dat ik wacht op Mark, die man zou denken dat ik niet in mijn eentje kan leven.
"Hallo!" Roept de oude agent opeens. ik kijk naarde grond. "Kijk mij eens aan," zegtde jonge agent, ik kijk hem aan. "Hoe oud ben jij?" ik slik en zeg zachtjes mijn leeftijd. "Mooi jij bent dus bijna 15, en kun jij mij zeggen hoe je heet?" Ik knik, bevend zeg ik mijn naam. "En wat doe jij hier Myra?" Ik slik, ik voel en hoestbui opkomen. DE hoestbui komt, ik hoest misschien wel 5 minuten. De oudere agent word boos hij verteld mij dat ik mij niet zo moet aanstellen. Dat ik gewoon moet meewerken of ze nemen mij mee naar het bureau. Als ik uitgehoest ben tuf ik het bloed op de straat, het is zoveel dat ik moet overgeven. Het brood voor de eendjes komt eruit en het bloed. "Ik wacht op Mark" fluister ik. De jonge agent die Bert heet knikt. "En wie is Mark dan?" Ik slik moeilijk, ik kijk naar he bloed op straat. "Mark is de vader van Lebio en hij word mijn vader." Zeg ik terwijl ik hevig zweet. ""Mark dus, en wanneer komt Mark hier dan? Waar is Mark nu dan?" Ik haal mijn schouders op, "In het ziekenhuis." Zeg ik zachtjes, de oudere agent zucht en loopt naar de auto. "Kom op Bert neem haar mee!" roept hij. Bert knikt. "Nou Myra, we nemen je even mee naar het bureau, en dan praten we daar verder en we wachten op Mark." Bert staat op en trekt mij mee. Ik blijf zitten en trek mij los. "Nee ik moet op Mark wachten! Lebio hij gaat dood!" Ik raak in paniek, ik spring op en begin heen en weer te lopen, en opeens begin ik naar een auto te rennen die aan komt gereden. Ik trek het portier open, een vrouw en het is niet Lisa ik ren verder. En opeens lig ik languit op de stenen, ze zijn nat het regent.
Ik kijk om mij heen, ik krijg handboeien om en word meegenomen door de agenten. Frank mopperd maar Bert is rustig. In de politie auto voel ik de pijn door mijn hele lichaam, nu kan ik Mark niet zeggen dat het mij spijt. Inderdaad Henk had gelijk, hij als vaste dakloze wist dat de politie beesten waren. Ze gaven je vertrouwen en sloegen je dan in de boeien.
Ik had weer een hoestbui, het bloed en slijm liep uit mijn mond terwijl ik bij het politiebureau de auto uitgetrokken werd. Ik zwalkte heen en weer en voelde mij beroerd.
In het politie bureau werd ik in een cel gestopt. Ik begreep er niets meer van, wat was er aan de hand? In de cel hoeste ik nog meerbloed, ik liet alles uit mijn mond op de grond lopen. Af en toe moest ik kohalsen en soms kotste ik wat bloed. Ik had nog handboeien om, ik was zo ziek, toen ik wilde staan viel ik in mijn eigen bloed en slijm. Ik probeerde te gaan staan, maar het hielp allemaal niet meer. Ik kon niet staan, en door die handboeien kon ik alleen nog draaien. Ik draaide mezelf door mijn bloed, ik voelde mij smerig. Zo moet ik in slaap zijn gevallen, of flauwgevallen zijn. Maar ik werd wakker gemaakt door de agent die Bert hete. "Myra, wakker worden. Myra hoor je mij?" Ik draaide met mijn hoofd, alles was donker om mij heen ik zag niks. "Ze zal wel te veel hebben genomen, ik weet niet welke drugshet is maarh et was te veel. HEt is er nutoch weer uit, kom neem haar mee naar vverhoor 3!" Ik herkende vaag de stem van Frank de norse agent. Bert deed mijn handboeien om en even later zat ik in verhoor3. Opeens zei ik het, "Bel Mark, nu!" de agenten keken elkaar aan, Bert pakte een telefoon en gaf hem aan mij. "Bel jij maar." Zei hij. Ik knikte maar bedacht datik niet eens zijn nummer wist, zijn adres wel en zijn naam maar zijn nummer...

"Als je een telefoonboek heb." Zei ik terwijl ik de hoorn in mijn hand geklemd hield. "Ik ga er wel een halen!" Zei Frank bars en hij sloeg met de deur toen hij de kamer verliet. Even later kwam hij terug weer sloeg hij met de deur de klap dreunde door in mijn hoofd. Ik zocht het nummer van Mark op. Ik draaide het en kreeg Lisa aan de telefoon. "Met Lisa." hoorde ik somber aan de andere kantvan de lijn. "Met Myra, kom je mij halen."
"Myra? Ben jij dat echt, o meisje waar ben je vertel. Waar?" Ik kon geen woord meer uitbrengen. Ik gaf de telfeoon aan de agenten. "Halo met Bert Huigevoord Politie, Myra zit hier op het bureau. Ze zat bij U op de stoep kent U haar?" Ik hoorde niets meer, alles was een roes, ik herriner mij pas weer iets vanaf het moment dat Mark en Lisa mij in hun armen namen.
"Lebio is dood." Stotter ik en Lisa en Mark knikken. Dan weet ik niks meer, tot ik wakker word in het ziekenhuis. "Ze is wakker!" Is het eerste wat ik mij kan herinneren. Ik kijk omhoog, alles is vaag ik zie een hoofd maar van wie weet ik niet. De woorden die woorden gezegt zijn vaag en ik weet niet wie ze zegt. Langzaam word het beeld helderder, ik zie Mark. "Myra, meisje gelukkig zegt hij." Ik hoest, meteen krijg ik een spuugbakjel. Ik spuugbloed. De arts kijkt ernaar, ik weet niet wat hij denkt.
Al snel val ik weer in slaap, ik word pas later weer wakker. Er is niemand die naast mijn bed zit, ik zie dat het licht is. Ik lig op een zaal met andere patienten. Af en toe komt er een zuster langs, ze zegt niets. Hangt een zak aan een soort ijzere rek dat vast zit aan een buisje dat met een naald in mijn arm zit. En dat gaat ze weer weg, tegen andere praat ze wel.
Een dag later komen Mark en Lisa, "Hallo, sorry gisteren was de begavenis van Lebio. we konden niet komen." Ik knik, ik voel mij goed nu zij er zijn.
Ik denk weer aan de zuster, ze reageerde op mij zoals iedereen op straat doet. "We hebben wat voor je gekocht." Lisa geeft mij een pakketje, ik pak het uit. Er zit een knuffel in en die houd een papiertje vast. 'Mogen wij je helpen.' staat er op het papiertje. "Ja dat mag." Zeg ik.
Mark en Lisa blijven een lange tijd, ze vertellen over Lebio. Lisa meer dan Mark. Mark heeft het moeilijk, af en toe huilt hij. Het was ook echt zijn zoon, ik zou hem willen troosten maar ik weet niet hoe.
Als de dokter komt verteld hij dat ik een zware verwaarloosde longonsteking had en dat die levensbedrijgend was en nog steeds is. "We hebben hem nu onder controle, gelukkig." Zegt de man, met Mark en Lisa praat hij meer dan met mij. Het maakt mij niet uit, het enige wat telt is om zo snel mogelijk uit het ziekenhuis te mogen.
Maar dat zal nog zeker een week of 2 misschien wle langer duren.
In die weken slaap ik veel, ik eet maar drink voornamelijk veel. In de tijd dat ik in het ziekenhuis lig zorgen Mark en Lisa dat zij de voogdij over mij krijgen. Alle papieren worden in orden gemaakt, en dan ben ik opeens hun kind. Het voelt vreemd, ongeloofelijk, maar als ik de papieren zie waar het opstaat geloof ik het.


Heb je kritiek schrijf het please, het is nog niet af. En ik wil leren pleae lees het en geef kritiek! groetjes mij


Eindelijk mag ik uit het ziekenhuis, het voelt alsof ik afscheid neem. Afscheid van een plek waar veel gebeurd is. Als we na een lange rit in de auto eindelijk bij het huis van Lisa en Mark zijn voel ik mij vreemd. Net of je thuiskomt in het huis van een ander. Het huis voelt niet als mijn huis, aarzelend loop ik het trapje op. Als ik boven ben voel ik mijn benen, ik adem zwaar. Ik heb geen conditie meer, helemaal niets meer.
Als ik binnen ben sta ik in de hal, alsof ik er voor het eerst ben kijk ik rond.
Ik zie de spiegel en de kast nu voor het eerst, ik ruik de geur van de bloemen voor het eerst. En ik zie nu pas dat er in het plafon een naam is gegrafeerd.
"Kom je nog, kom, je mag wel verder komen!" Lacht Mark als hij mij ziet staan, langzaam loop ik de woonkamer in. Opeens valt het mij op hoeveel fotos ervan Lebio overalstaan. Ik wil niet naar het ventje kijken, hij is dood. Hij is weg. Opeens denk ik aan mijn eigen moeder, ik zie weer de beelden van de moord op haar voor mij. Haar angst mijn angst en de woede. Wat is Lebio toch vredig gestorven, iedereen okn afscheid nemen. En ookal was het een klap, iedereen wist het.
Onbewust stond ik toch naar de gevel met foto's te kijken, Lisa zag het. "Ja het was zo een fijn ventje. Ik mis hem, heel erg. Maar als ik bezig ben valt het mee." Ik knik en ga op de bank zitten, ik voel mij moe. Ik viel zo in slaap. Een half uurtje later werd ik wakker, ik lag languit op de bank en werd gewekt door de deurbel. Ik gaapte en keek om mij heen, er was niemand in de kamer. Er stond een kopje thee voor mij met een koekje ernaast. Ik wilde geen thee en al helemaal geen koekje, mijn keel was gevoelig en ik had net geslapen.
Even later kwam Lisa binnen, achter haar liep een oudere dame. "Myra dit is mijn moeder!" Zei Lisa enthausiast, ik keek naar de vrouw. Ze was statig, haar haar zat netjes gekamd. Haar kleding was gewoon te duur en haar stem klonk te schel. Ik von de vrouw niets. "Hallo, ik ben Myra" Zei ik.
De vrouw keek mij aan, ze zei niks, snel nam Lisa haar mee naar de keuken. Even later kwam ze naast mij zitten. "Let maar niet op haar, ze is statig maar als je haar leert kennen ontdooit ze wel. Drink jij je thee eens even op." Opeens klonk Lisa streng, ik schudde mijn hoofd. "Ik wil geen thee, ik heb geen honger." Lisa pakte mijn hand. "Myra luister nou eens goed, je bent ondervoed. Je hebt een jaar op de rand van de dood geleefd. Je moet eten, je moet weer aansterken." Ik keek Lisa rech in de ogen, ze waren zo warm, maar haar handen waren heet. Snel trok ik mijn handen terug. Lisa keek naar mijn handen en merkte toen pas dat mijn handen ijkoud hadden aangevoeld. "Heb je het koud?" Vroeg ze en ze voelde aan mijn voorhoofd. Ik schudde mijn hoofd, ik had het ijskoud maar wilde niemand tot last zijn. "Kom ik stop je in bad, en dan breng ik je nieuw drinken, ik heb ook wel limonade." Ik knikte en liep langzaam de trap op, halverwegen ging ik even zitten om op adem te komen. Toen Lisa de trap af kwam om wat te drinken te halen liep ik pas verder.

Het bad had mij goed gedaan, het slapen erna ook. Ik was opgeknapt, ik had met moeite het bekertje mier zoete limonade opgedronken. En met moeite had ik een halfuur erover gedaan om een koekje op te eten.
Het avond eten lukte niet, ik kon het niet. Ik raakte van slag, ik keek telkens naar de deur. Mark zag het. "Myra, nee." Zei hij alleen maar, opeens voelde ik mij gevangen. Ik wilde niet eten, ik zag Lisas ogen en ik zag hoe Mark zelf ook niet at. En opeens begon ik te eten, met moeite at ik een aardappel. En toen kwam het onvermijdelijke, de aardappel het koekje en de limonade kwamen er weer uit. Ik keek naar de keukenvloer. Ik voelde tranen op komen, maar ik vocht er tegen. Lisa sloeg een arm om mij heen. Mark gaf mij een doekje om mijn mond af te vegen. En even later bracht Lisa mij naar bed. "Het is allemaal een beetje te vermoeiend, geeft niks. Morgen weer een dag, we doen alles rustig aan." Lisa gaf mij een kus en liep de kamer uit. Ze liet de deur open staan, dat had ik haar gevraagd. Met de deur dicht voelde ik mij helemaal opgesloten.

Die nacht had ik koorts, ik ijlde en de huisarts kwam. Hij kwam niet goed in contact met mij. Hij gaf mij wat pillen en zei dat het niets met de longonstekkingen en medische oorzaken te maken had. Ik was geen zacht bed gewend, ik was geen kleine ruimtes gewend. Ik was geen donkere ruimtetjes gewend.
In het ziekenhuis was ik vol gestopt met medicijnen, en het was een grote zaal. Er was altijd ligt en altijd geluid. Dat had ik niet meer in dit huis.
Lisa bleef de hele nacht bij mij zitten, ze zette alle ramen open en liet het lampje naast mijn bed aan. Het ging iets beter, maar tegen de ochtend was ik uitgeput. Ik had een droge keel, mijn hoofd bonkte aan alle kanten.
En ik ademde moeilijk, nadat ik wat water had gedronken ging het beter.
Lisa bleef bijna onafgebroken bij mij zitten, zelfs toen ik weer in slaap viel bleef ze bij mij. Ik droomde van de muren alles kwam op mij af, en daar zag ik tussen de muren door Mark en Lisa, ze zagen mij niet. Zij hadden Lebio vast en beschermde hem. Ik werd keer op keer door dbrokstukken geraakt. En opeens schrok ik wakker, ik had hevig gezweet en ik had af en toe zo hard geschopt en geslagen dat Mark het van Lisa moest overnemen.
"Rustig meisje, alles is goed, je bent veilig." Mark aaide mij over mijn hoofd.
Ik voelde een vreselijke kotsbui opkomen en ik hing al over de rand van mijn bed, er kwam niet veel. Alleenwat slijm en gal. "Je moet wat eten!" Zei Lisa vastberaden, ze liep de kamer uit en kwam een half uur later terug met een gigantisch ontbijt. Hij het zien ervan moest ik weer over geven.
Als eerste dronk ik een beetje thee, gelukkig nog zonder suiker.
Ik at een droog stukje brood en voelde mij al beter.
Na twee geroosterde broodjes zat ik prop vol, en ik legde mijn hoofd weer op mijn kussen. HEt was drijfnat en ik gooide het onbewust op de grond.
Zo ging het een aantal dagen, ik was vreselijk ziek iedere nacht weer.
De dokter gaf mij wat kalmerende pillen maar het hielp niet veel.

(NIEUW)
Ik was zwak, ik zag ook dat Mark en Lisa zwakker werden. Ze misten Lebio, en misschien maakte zij zich zorgen over mij. Dat wilde ik niet, iedere dag en nacht als ik weer zo ziek was vroeg ik mij af of ik niet beter weer de straat op kon gaan. De plaats waar ik niemand tot last was, de plek waar je kon wat je wilde en de plek waar niemand zich iets van je aantrok.
Maar toch wilde ik niet terug, ik wist dat de straat mijn dood zou worden. Ik zou ergens worden begraven, op kosten van de staat of zo. Niemand zou mij missen. Dus ik vocht, en af en toe ging het goed. Een nacht zonder pijn en dergelijken had ik niet maar toch ging het beter.
Ik kreeg bergen medicijnen, pillen om kalm te blijven, pillen om te kunnen slapen, pillen tegen de pijn, pillen om ontstekingen tegen te gaan en noem maar op. Ik nam de pillen braaf, en anders zou Lisa er wel voor zorgen.
Na een week ging Mark weer aan het werk, Lisa niet ze zat thuis schilderde een schilderij en ontving bezoek. Iedereen werd aan mij voorgesteld, een tante van Lisa, een zus van Lisa en drie vriendinnen.
De namen onthield ik niet, ik had geen tijd om dat te onthouden.

Ik verlangde stiekem terug naar de straat, naar de plek waar ik mij toch veilig was gaan voelen. Ik keek nu alleen tv op de straat leefde je om in leven te blijven. Alles wat je deed had nut, maar in een huis met rijkdom leef je om... ja waarom.
Ik kreeg vaker ruzie met Mark, hij deed zijn best. Maar hij miste zijn zoon, ik deed zo mijn best maar ik kon zijn zoon niet vervangen, dat wilde ik niet en dat zou ik nooit doen. Mark had een andere voorstelling van mij in huis nemen gehad. Ik ook.
Lisa zag het fout gaan, ze sprak veel met mij, maar ik zei niet veel. Ze sprak veel met Mark dan kregen ze vaak ruzie, ruzies die hoog opliepen. Maar meestal eindigde ze vredig. Op een dag kwamen Mark en Lisa samen thuis, ze wilden met mij praten. "We hebben nagedacht, misschien moeten we een tijdje afstand nemen. Zodat ik rust krijg, en Lebio zijn dood een beetje kan plaatsen. En zodat jij een beetje aan het gewone leven kan wennen." Mark keek mij aan, zijn ogen stonden vermoeid en zijn haar was dof. Ik wist niet wat ik moest zeggen, Lisa viel Mark bij. "Wij dachten aan een gezinsvervangend tehuis of iets dergelijks. We hebben een tehuis gezien, het is er redelijk streng. Er word getraind op regelmaat en op het gewone leven. Er zitten kinderen in het tehuis die allemaal wel iets hebben meegemaakt." Ik knikte, wist nog niet wat ik moest zeggen.
"Wat denk je ervan? Wil je er nog even over denken?" Mark keek Lisa aan terwijl hij mij de vraag stelde. Ik knikte, het overviel mij, wat moest ik hiervan denken. Wilde zij mij weg hebben, of was ik niet goed genoeg. Of hadden ze echt het beste met mij voor?
Na het gesprek zaten we samen in de keuken, ik tikte op tafel. Onbewust, Mark iriteerde zich eraan. Hij hield zich in, ik merkte het niet. Ik tikte en roerde in mijn thee. Ik kon niet stil zitten, kon ik nooit meer.
Opeens sprong Mark op, hij begon tegen mij te schreeuwen. "Wij hebben het beste met je voor!Hou nou eens rekening met ons, kap nou enes met dat tikken en roeren. Jij bent niet alleen op deze wereld!"
Toen liep Mark de keuken uit, even later hoorde ik de auto starten en weg rijden. Ik keek Lisa geschrokken aan, haar ogen zeiden mij niets. Ze waren leeg, bezorgd maar toch zeiden ze niets.
Een tijdje zat ik in de keuken, ik dacht, wat moest ik doen. Ik dacht aan het voorstel voor het tehuis. Misschien moest ik het doen maar de strengheid vond ik eng. En wat moest ik in dat huis, wanneer mocht ik eruit en wat mocht ik zelf beslissen?
Na een half uur liep ik de keuken uit, de geweldige hal door het trappetje af. Toen ik het trappetje afliep keek ik naar de overkant, ik zag de gordijnen van de vrouw van de eendjes bewegen. Ik had haar betrapt. Het maakte mij niet uit, ze grluurde altijd naar mij. Ze keek altijd wat ik deed, maakt het wat uit? Dacht ik.
Toen ik het trappetje af was zag ik een auto aankomen. Ik liep ernaar toe, ik stapte in en keek in die twee ogen, ze spraken boekdelen. "Ik ga ernaartoe, naar het tehuis." Zei ik, Mark knikte, "Is goed, ik vind je dapper."
We reden een tijdje door de stad, zwijgend.

"Weet je dat tehuis, het zal je zwaar vallen, tegenvallen. Maar als je er een tijdje bent zal het je goed doen. De regelmaat het ritme het ritme van een gewoon leven. Het zal je goed doen, en als het goed gaat kom je terug. Bij mij en Lisa. We zullen je missen, maar alles is overhaast gegaan dat spijt mij, en Lisa ook. Echt." Mark klink verdrietig, zijn stem is zwaar maar hij huilt niet. "Ja, dat is waar." Zeg ik maar om de stilte te doden.
Als we terug bij het huis van Mark zijn, dat opeens niet meer aanvoelt als mijn huis, vertellen we Lisa mijn beslissing. En de volgende dag word alles geregeld. Ik kan die dag daarop naar het tehuis, Lisa pakt samen met mij mijn tas in en Mark geeft mij een boekje met fotos en wat tekst van hem.
Ik bedank hem en voel hoe moeilijk ik het vind, maar ik huil niet. Huilen is zo moeilijk. In de auto opweg naar het tehuis is het stil, er zijn geen woorden voor dat moment, ieder woord zou verkeerd zijn. Dus zwijg ik maar.
Het tehuis is een ruim gebouw, niet statig en gigantisch hoog, maar laag twee verdiepingen met lichte kleuren. Ik zie mensen binnen, een geblindeerde ramen, geen tralisch niets. Samen met Mark en Lisa loop ik het gebouw binnen, we mogen afscheid nemen in een klein kamertje.
Weer zijn er geen woorden, dan omhelzen we elkaar maar. Lisa heeft tranan in haar ogen ik niet. Mark geeft mij een kus en kijkt mij lange tijd aan. En dan draaid hij zich zwijgend om en verlaat het gebouw.
Ik word meegenomen door Tessie, zij wijst mij mijn kamer en geeft mij een rooster. Er staat op wat er wanneer gebeurd. Ik kijk naar het vakje waarin ik mij nu bevind, school. Ik slik, ik ben al meer dan een jaar niet naar school geweest. Ik raak in de stres en begin te hoesten. Tessie kijkt mij bezorgd aan, ze zegt niets. "Kom ik lijd je rond, vandaag geen school." Ik loop achter haar aan, het tehuis is mooi, ruime gangen met gezellig licht.
Ik word naar de gemeenschappelijke ruimte gebracht, er staat een televisie een computer wat boeken en een biljardtafel en daarnaast een tafeltennis tafel. Er is bijna niemand in de ruimte, een vrouw komt op ons af. Ze schud mijn hand en stelt zich voor als mijn groepbegleidster. "Ik ben het hoofd van de groep waar jij in komt." Zegt ze en ze geeft mij een lijst met regels, samen nemen we de regels door. Ze vraagt wel vier keer of ik de regels begrijp. Ik begrijp ze.
Daarna word ik naar de toiletten, douches en de keuken gebracht. Ik krijg ook daar lijsten met regels en ik lees ze allemaal. Sommige begrijp ik wel maar ik weet niet waarom die regels zijn gemaakt. Ik zeg er maar niets over. En als laatste lopen we naar de tweede verdieping, er is een school gevestigd. Alle kinderen van mijn groep zitten in een dezelfde klas, daar hebben ze alle ruimte. In totaal zitten er met mij erbij gerekend twaalf kinderen in de groep. Ik word de klas binnen geleid. "Dit is Myra, zij komt bij jullie in de groep." Zegt Tessie, ik kijk de klas rond. Iedereen kijkt naar mij. Ik had niet verwacht zulke kinderen tezien. Ze zagen er net als ik uit, gewoon niet met litekens of wat dan ook. Gewoon, blond en bruin har blank of getint. allemaal hetzelfde als ik en iedereen. Ik raak ervan in de war. Ik krijg mijn plek aangewezen, en de leraar geeft mij een test. Die kan ik gaan doen. Ik kijk naar Tessie die de klas uitloopt. "Geen school" Zei ze toch?
De test is niet al te moeilijk, het moeilijkste vind ik de lengte, honderde vragen over van alles en nog wat. Er gaat een bel, iedereen staat op.
"Myra, lever jij die test even in? De lessen zijn voorbij voor vandaag ga maar met de andere mee." Zegt de leraar, als ik langs zijn tafel loop kijk ik hem schuin aan. Hij heeft donkere ogen, ze zijn vertrouwd. "Dag" Zeg ik zachtjes en ik loop snel achter mijn groep aan.

De groep loopt naar de gemeenschappelijke ruimte, iedereen pakt wat te drinken dus ik volg het voorbeeld. Ik ga aan tafel zitten bij een paar meisjes. Ze praten met elkaar eentje praat met mij. "Heet jij Myra? Wat een coole naam. Ik heet Sonja." Ik knik. "Als je vragen hebt moet je ze maar aan een van ons stellen, bereid je vast voor ze zijn hier streng."
Ik knik en glimlach terwijl ik uit mijn bekertje thee drink. Opeens merkt Sonja op "Waarom ben jij hier? Wat heb jij meegemaakt?" Ik slik en kijk haar niet aan, ik kijk naar mijn bekertje. "Nou ik zal anders eerst even wat over mij vertellen." Zegt Sonja opeens en ze begint met een heel verhaal over zichzelf. "Ik ben Sonja en ik ben nu bijna 16 jaar, ik zit hier in dit huis omdat mijn zusje doodging. Ik ging aan de drugs nooit meer naar school en alles. Je weet wel." Even stopt ze en kijkt mij aan. "Ik werd opgepakt en ik kreeg dit als straf." Ik knik. "Ik was een jaar dakloos, ik ben nu bijna 15. Ik heb een tijdje bij Mark en Lisa gewoond. Maar Lebio ging dood. En we hebben tijd nodig, en ik regelmaat." Ik merk dat Sonja mij niet helemaal begrijpt. "Wie is Lebio?" Vraagt ze twijfelend. "Dat is het zoontje van Mark en Lisa, een liefjochie. Nu is hij dood. En ik kon niet aan hem tippen." Sonja knikt ik zie dat ze veel vragen heeft. Maar ik wil niet uit mezelf door vertellen, ik wil niet meer van mezelf laten zien dan nodig is.
"Hoe kwam het dat je dakloos werd?" Die vraag had ik al verwacht

Ik haal diep adem en kijk haar aan. "Mijn vader mishandelde mij, en mijn moeder. Hij heeft mijn moeder vermoord. Ik ben gevlucht. De straat op, mijn vader is niet gepakt voor de moord op mijn moeder. Hij heeft een verhaal bedacht, leugenaar. En zo woonde ik op de straat." Ik keek om mij heen, iedereen was bezig. Het voelde goed. "Klote." Is alles wat Sonja zegt. Ze staat op en vragt mij of ik mee ga naar de andere. We spelen met een stuk of 6 andere rond de tafel. Ik geniet ervan, ik kende het spelletje van vroeger op school. En opeens vind ik het niet zo erg in het tehuis.
Na een tijdje moeten we allemaal naar onze kamer, we moeten huiswerk maken. Ik heb geen werk te doen. En onze groep leidster komt bij mij op de kamer zitten. "Ik weet niets van je, en jij niets van mij of van de andere. Dat leer je vanzelf." zegt ze glimlachend. Ik knik. "Je hebt nu toch geen huiswerk hoorde ik dus ik dacht ik kom even bij je kijken. Heb je nog vragen?" Ik kijk om mij heen en zie het raam "Kan dat ook open?" vraag ik terwijl ik naar het raam wijs. "Nou ja open, ja het kan open. Niet te ver, maar voor frisse lucht. Ik hoorde dat je wat medicijnen hebt?" Ik kijk de vrouw aan en knik dan. "Ja om te slapen, en om kalm te zijn." Ik kijk door mijn kamer, op mijn nachtkastje heb ik mijn medicijnen neergezet. "Daar moet je goed op letten, je moet goed voor jezelf zorgen. Als je ziek bent moet je dat melden. Dan kijken we naar de ernst. Altijd even melden als je ziek bent of zo." Ik knik, en weet dan al dat ik dat niet zal doen. Zo ben ik niet zo zal ik nooit worden.
Na het huiswerk maak uurtje moeten we allemaal een taak doen. Ik krijg deze week als taak om te helpen met het koken. Andere moeten schoonmaken en weer een paar andere hoeven niets te doen. Ik vind het koken niks, al dat eten ik word er misselijk van. Maar ik zeg niets, ook vind ik de keuken te klein. Het is wel een ruime gaarkeuken en toch vind ik het er klein en de muren komen op mij af. We maken Spagethi klaar, ik hou er wel van. Beter dan aardappelen die alleen maar droog smaken. Ik maak de tomatensaus. Als ik de pan op tafel zet is die al gedekt door een andere uit de groep. Die kijkt op dat moment naar buiten. Ik ga naast hem staan. Hij heet Jordi, ik kijk naar hem. Hij heeft diepe groeven in zijn voorhoofd, ze zijn te diep voor een jongen van zijn leeftijd. Hij kijkt mij aan. Ik glimlach een beetje schichtig. "Hoi!" Zegt hij, hij lacht niet. "Hallo, is het spannend daarbuiten?" Hij kijkt weer naar buiten en schud zijn hoofd. "Nee, maar ik verveel me weet je. Schoonmaken vind ik leuker, gezellig praten met de andere en als je klaar bent kun je meteen gaan eten." Ik knik. "Je kunt ook een boekje lezen toch?" Jordi glimlacht, "Dat is mogelijk, maar ik kijk liever naar de tv maar dat mag niet. Echt klote." Ik moet lachen Jordi is een leuke jongen. Hij praat lekker plat, zo prate de mensen op de straat ook altijd.
"Waarom moet jij hier zijn?" Vraagt Jordi, ik kijk hem aan hij kijkt mij aan. Ik heb geen zin om alles te zeggen. "Ach laat ook maar, dat komt vanzelf. Iedereen hier weet alles over elkaar. Na een maand weet je alles!" Ik schrik, alles? En een maand, ik vind een maand erg lang. Als ik Jordi zo hoor is er in dit tehuis niets aan.
Onder het eten is het gezellig, halverwegen maken twee meisjes ruzie. Een van onze roepsleiders neemt hen mee naar de gang en ze blijven een tijdje weg. Jordi fluisterd mij in mijn oor dat ik niet te veel met Tatjana moet omgaan "Ze verraad iedereen, en ze is een kreng." Ik grinnik.
Ik eet een beetje, ik merk dat ik meer eet dan normaal. Het eten smaakt ook goed, en ik wil niet achterblijven bij de rest.
Aan het einde van de maaltijd kan ik niet meer, ik zit prop vol en ik hoop datik snel van tafel mag. Tatjana staat op maar word meteen weer terug geroepen. "Tatjana, blijven zitten nog niet iedereen is klaar!" Het is de mannelijke leider van de groep hij heet Mitch. Ik heb nog niets tegen hem gezegd. Hij lijkt mij streng, ik wil ook niets tegen hem zeggen.
Na het eten hoef ik niets te doen, ik ga aan de tafel zitten en lees een boekje. Opeens word ik vreselijk misselijk. Ik ren naar het toilet en gooi de rode tomatesaus gemengt met slierten spagethi eruit. Het is een vies gezicht en snel spoel ik door.
Als ik terug kom op de zaal kijkt mijn groep begleider mij aan, snel kijk ik weg. "Myra kom eens!" Ik was er al bang voor met gebogen hoofd loop ik naar Mitch. "Wat is er aan de hand?" Ik kijk hem nietaan ik durf niet, ik weet dat ik niet kan liegen. Maar ik schaam mij omdat ik heb overgegeven.
"Nou? Ben je ziek?" Ik kijk hem aan en ik knik. "Dat moet je zeggen! Heb je dat begrepen?" Ik knik weer en voel mij meteen schuldig. "Ik heb overgegeven, maar ik ben niet ziek of zo." Aarzelend kijk ik Mitch aan, hij kijkt mij ook aan.




09 mei 2004 - meld ongepast verhaal
Weet je zeker dat je dit verhaal wilt rapporteren? Ja | Nee
Profielfoto van Délinge
Délinge, vrouw, 44 jaar
   
Log in om een reactie te plaatsen.   vorige volgende