Vrijheid

Daar zit je dan, starend naar een leegte die voor sommigen onontkoombaar lijkt. Je blijft voor je uit staren, zonder enige betekenis. De kamer voelt koud en leeg. Om je nek zit een ketting die je in contact houd met de muren, de koude stenen muren. Je kan niet bewegen, nauwelijks adem halen en bent moe, zo moe. De ketting weerhoudt je ervan een aangename positie aan te nemen.
Je wil slapen, alleen maar slapen. Toch is er niemand om je vast te houden, niemand die je wil vertellen dat je menselijk bent. Nee, je bent helemaal alleen.

Wanneer je door de tralies kijkt, die in de muur tegenover je bevestigd zijn, zie je een zwarte, sterloze lucht. Je hoort de regen vallen en voelt een koude wind die over je lijf suist. Je rilt, maar beseft dat je slecht een slap aftreksel draagt van iets wat op kleding moet lijken.

Je ogen vallen een moment dicht, maar wanneer je hoofd toegeeft aan haar vermoeidheid en gaat hangen, voel je de zware ketting. Je voelt hoe hij je keel dichtknijpt en schrikt wakker. Je mag niet slapen, je kan het niet.
Je brengt je benen nog wat dichter naar je lichaam toe, en hoopt warmer te worden, je ervan bewust dat het niets zal uitmaken. De kou heeft je toch al te pakken.

Opnieuw hef je je hoofd op en staart naar de lucht. Een ster heeft het voor elkaar gekregen door het dikke wolkendek te breken en lacht naar je. Je geniet een moment van de vrijheid die hij uitstraalt, maar begrijpt niet hoe het is. Vrij zijn.
Voorzichtig sta je op, maar voelt dat de ketting je niet toelaat rechtop te staan. Je staart, nog een moment naar de ster, voor de wolken de ster laten verdwijnen je gevangenis weer in duisternis hullen. Je gaat weer zitten en probeert het jezelf comfortabel te maken.

Een tijdje zit je daar zo, starend in het duister. Je verkeerd een tijdje in een soort waas, tussen wakker zijn en slapen. Toch weigert je lichaam je die welverdiende rust te geven. Een tijdje blijft je zo, hangend in vermoeidheid, maar vechtend tegen slaap. Je mag niet slapen, niet nu! Als je nu in slaap valt, zal je nooit meer het daglicht zien.

Je schrikt wakker - schijnbaar toch in slaap gevallen en ziet een schaduw voor je staan. Met moeite kan je zien dat het een man is. Hij praat tegen je, maar zijn woorden dringen niet tot je door. Dan opeens buigt hij zich voorover en slaat je met platte hand in je gezicht. Hij pakt je vette haren en schreeuwt. Je voelt de ketting trekken. Je keel wordt erdoor dicht geknepen en je hapt naar de kostbare zuurstof om je longen mee te vullen. Wat hij doet, doet pijn, maar je kan niets doen.
Verlamd van angst laat je slechts toe wat er gebeurd. Elk stukje moed ontbreekt. Alles wat je kan is hem aanstaren. Staren naar datgene wat je altijd zo gekweld heeft.

Je schreeuwt dat hij je met rust moet laten en probeert hem te trappen, maar op het moment dat je hem wil raken doet hij een stap achteruit. Nog steeds kan je zijn gezicht niet zien, maar je een vorm van gemaakt medelijden. Hij doet een stap vooruit en pakt je hand. Je deinst achteruit, maar wordt tegen gehouden door een massief stuk muur. Je wil wegrennen, weglopen. Je wil schreeuwen, huilen, slaan. Maar er is niets wat je kan doen. Niets wat jou kan scheiden van wat voor je staat.
Trillend zit je tegen de muur aan, die al die tijd heeft gevoeld als veiligheid, maar je nu niets anders bied dan een hindernis in je leven. Je weet niet beter, maar toch weet je dat er meer is dan dit. Meer dan die sadistische mensen, dan die koude muren, dan dat levenloze bestaan.

Dan opeens zie je een vaag streepje van licht door de tralies en schijnt het eerste licht van de morgenzon op je koude huid. Je knippert een paar keer en kijkt een beetje afgeleid naar buiten. Je weet dat er meer is dan dit. Dat weet je, dat voel je.

De man hurkt voor je neer en pakt je hand vast. Je voelt voor het eerst in tijden warmte. Een aangename, liefdevolle warmte. Hoe kan iets pijnlijks zo prachtig zijn, vraag je je af.
Je begrijpt het niet, maar toch probeer je je sterk te houden. Je gezicht toont geen emotie meer. Je voelt niets meer, omdat je het niet toe staat. Niet dat je hebt opgegeven, zeker niet. Alleen zal alles wat er ooit gebeurd is en gaat gebeuren je nooit meer kunnen raken.
Je haalt diep adem en staart de man recht in zijn gezicht aan. Voor het eerst zie je dat hij rimpels heeft. Rimpels die het verleden tekenen. Hij is kalend en glimlacht met een tandeloze glimlach naar je.
'Als je één wens zou mogen doen, slechts één, wat zou deze dan zijn?' vroeg hij.
Je kijkt hem aan, maar weet niet zeker of hij het meent. Toch weet je dat je hier niet altijd kan blijven zitten. Dan begint je hartslag toe te nemen en verschijnt er een glimlach op je gezicht. In het begin doet het pijn, maar toch zet je door. Je zegt met schorre stem vastberaden: 'Vrijheid!' Het klinkt voor jou alsof dit het laatste is wat je ooit zal zeggen, maar voelt een klein vuurtje in je hart ontwaken, die je hernieuwde kracht geeft.

Er valt een lange stilte. De oude man kijk je een moment aan, en begint daarna vol overtuiging te lachen. Hij pakt je andere hand vast en drukt daar een koud stuk ijzer in. Dan gaat hij weer staan en vertrekt. Hij heeft geen reden meer om hier te zijn, maar je hoort ook geen deur sluiten.
Je voelt aan het metaal in je koude handen. Een sleutel. Gretig steek je het in het slot van de ketting om je nek en hoort het met een klikje open springen. Voorzichtig sta je op en doet een paar stapjes. Dan opeens besef je je dat je niet meer geketend bent, dat je kan gaan en staan waar je wilt. Dan loop je richting de deur, opent deze en voelt het natte gras onder je blote voeten. De zon brand op je bleke huid en dan opeens besef je je opeens wat er voor je staat: een nieuw leven zonder ketens. Je bent vrij!
24 okt 2009 - meld ongepast verhaal
Weet je zeker dat je dit verhaal wilt rapporteren? Ja | Nee
Profielfoto van Shelectric
Shelectric, vrouw, 123 jaar
   
Log in om een reactie te plaatsen.   vorige volgende