Haar ademhaling lijkt steeds minder effect te hebben op het functioneren van haar lichaam. Een constant drukkend gevoel teistert haar. Iedere teug zuurstof die ze naar binnen zuigt voelt droog en doet haar zeer. Iedere uitademing trekt haar longen vacuüm. Onbewust telt ze hoe vaak ze ademhaalt - een dwanghandeling die haar een gevoel van controle geeft over haar situatie. Ze spreekt, voor zover dat lukt, met alle mensen die haar dierbaar zijn. Thuis is ze geen moment meer alleen. Een liefdevolle drukte omringt haar en ze laat haar kracht wegebben. Het huis waarin ze een leven opbouwde, leven creëerde en leven verloor, de omgeving die ze zelf koos voor deze reis.
Een speldenprik in haar arm markeert de overgang naar een droomachtige staat van zijn. Haar adem raspt niet meer, met iedere zucht vloeit de pijn een beetje verder uit haar zieke lijf. Stemmen van de mensen om haar heen verdwijnen naar de achtergrond, vormen een stroom van geluid die herkenning oproept, maar niet langer herkenbaar is. Soms registreert ze een verandering in de stroom, soms verandert deze van richting, vloeit sneller of juist trager, vloeit door haar heen. De materie waaruit ze bestaat niet langer van vaste vorm, een aangename warmte en soms juist koude omarmt haar.
Soms overvalt een oncontroleerbare dorst haar, dan perst ze alle energie waar ze nog over beschikt in het kenbaar maken van haar wens. Vloeistof bereikt haar mond en dankbaar haar maag. Warme handen die haar hoofd ondersteunen als ze drinkt en weer terug leggen op het zachte kussen als ze voldaan is. Altijd is er een hand die de hare vast heeft gepakt. Een intens gevoel van saamhorigheid ervaart ze, ze voelt zich geliefd.
Ze zweeft in het schemergebied tussen waak en slaap, het gebied waarin dromen hun oorsprong vinden maar nooit volledig rijpen. Waarin de eerste rust gevonden wordt na een lange dag. Nog een tijdje houdt ze vast en laat ze zich meevoeren met de stroom van gedempte stemmen. Nog heel even, denkt ze. Namen kan ze zich niet meer voor de geest halen, gezichten zijn niet meer te onderscheiden in de flarden van haar geheugen. Soms doet een helder beeld zijn intrede en ziet ze ervaringen van lang, lang geleden. Niet langer meer overvallen door spijt en afgunst laat ze deze beelden over zich heen stromen.
Een zucht. Haar vingertoppen ontspannen en laten de richel los waar ze zich aan vast hield. Ze valt in een aangenaam donkere, droomloze slaap. Met het laatste beetje energie tracht ze haar oogleden omhoog te houden, maar de vermoeidheid is sterker. Ze geeft zichzelf toestemming los te laten en te vertrekken. Een laatste kus bereikt haar voorhoofd, een laatste streling over haar ingevallen gezicht. Een bijna niet waarneembare glimlach rond haar lippen.