De dood
Ik houd nog steeds van hem, niet minder, niet anders. En het is geen vreemde nostalgische hang naar het verleden, nee, het is pure liefde. Maar die liefde is er altijd geweest. Nu uit de liefde zich in diepe pijn in mijn hart. Ik moet erheen, zijn vader is overleden, hoe onwaarschijnlijk het ook klinkt. Ik neem de volgende dag de trein. We zijn allebei opgewonden elkaar weer te zullen zien. De dood van zijn vader behoort nog lang niet tot onze werkelijkheid. De reis blijkt lang te worden. Ik loop veel vertraging op en loop s avondslaat dan eindelijk richting zijn huis, met een angstig gevoel in mijn maag. Ik zal ook zijn moeder weer zien. En zijn moeder veracht me. Toch moet ik erheen, ik loop door en kom toevallig een van de vrienden van mijn geliefde tegen, we lopen samen de tuin in, en ze komt al naar buiten gelopen. Ze omhelst me, bedankt me, ik ben overdonderd, moet huilen nu ik tranen in haar ogen ontdek. Een stilte, hij is er niet, even boodschappen doen. Ik neem plaats op een tuinstoel, blijf huilerig, om alles eigenlijk, dit is weer de eerste keer dat ik in dit huis ben, waar ik zoveel herinneringen aan heb, zoveel drama beleefd heb. Ik wacht. Dan hoor ik zijn auto. Hij stapt uit, ik glimlach voorzichtig, hij kust me voorzichtig op mijn wangen. Wat een nare omstandigheden. We praten wat. Ik zoek oogcontact. Hij opent zijn hart langzaam, na zoveel maanden van trots, ookal belden we vaak, hebben we elkaar zelfs vaak gezien, nadat ik hem verlaten heb, ons contact was anders. Nu lijkt hij langzaam weer contact met mijn hart te zoeken, hij laat de pijn in zijn hart zien. Vreemd allemaal. Ik wil hem in mijn armen nemen, maar wacht, we praten over zijn nichtjes en neefjes, zijn zus komt aanlopen met een mooie baby met bambi ogen op haar arm. Ik glimlach weer. De avond blijft rustig, er lopen vele kennissen en familieleden in het huis rond, maar de gesprekken zijn ingetogen, alleen voor de baby doen we ons best.
Vanavond doen we nog alsof dit niet gebeurd is en halen we vrolijke herinneringen op.
Het slapen gaat redelijk, ik voel me veilig bij hem, ookal mogen we nog steeds niet samen slapen. S morgens komt hij gelijk naar me toe, dit is een lekker moment, zo vertrouwd. Door het kaarsje op de gang word ik weer herinnert aan de plotse gebeurtenis. Een paar uur later gaan we naar de kapel naast het ziekenhuis, in het wit, volgens srilankaanse traditie.
We lopen naar de kapel toe, we moeten wel, we zijn geroepen. We moeten eerst voorbijj een lijkwagen. We stappen samen de drempel over. En daar ligt hij. Ik kijk naar mijn geliefde. Zijn ogen staren. Ik heb het gevoel dat ik breek als ik mijn ogen tussen de kist en zijn starende blik laat schieten. De binnenkomst in het ronde halletje lijkt uren te duren. Een stilte. Blikken over en weer. Zijn vader ligt hier, bewegenloos, in het midden van een kille ronde ruimte.
Ik knijp mijn ogen dicht en even lijkt het alsof hij gewoon ligt te slapen, ik probeer het woord dood in mijn hoofd een paar keer te herhalen, wat betekent dit, waar ben ik ? ;
Hij is er niet meer ! Ik begin angstaanjagend non, non, non te roepen, het galmt in de lege ruimte. Mijn geliefde huilt, blijft huilen. De dood blijkt iets heel onwerkelijks te zijn als het zo dichtbij komt.
Hij zal nooit meer levenslessen geven, hij zal niet meer mijmeren over vroeger, zijn wilde jaren of zijn tijd in de politiek. Hij zal niet meer met de tuin bezig zijn, of het schrijven van woordenboeken, spelen met kleinkinderen of luidkeels praten met zijn dochter in Amerika. En die pijn in de ogen van zijn zoon, mijn geliefde. Die leegte, ik voel precies de leegte die hij voelt nu we daar samen staan. Hij laat me in ieder geval begaan als ik hem in mijn armen neem. Maar ik had nooit verwacht dat hij zo zou snikken. Ik had me er uberhaupt geen voorstelling van gemaakt, dit moment, die gewaarwording, omdat ik de afgelopen dagen ook in een vreemde nachtmerrie had geleefd, met de hoop daar nog s spontaan uit wakker te worden. De dood heeft geen vorm als het een geliefde betreft. Ik blijf me afvragen wat dit te betekenen heeft. Ik hoor hem nog praten, glimlachen, zijn stem, zijn ogen, het is nog allemaal zo dichtbij. Nu ligt hij daar, verloren, uitgeblust.
Nu pas begint het lijden. Mijn geliefde laat zich gaan. Hij wordt opeens kwetsbaar in mijn armen. Ik probeer hem te troosten, maar nu zijn we allebei ontroostbaar. Hij blijft kijken naar zijn vader in de kist, hij gaat nog dichterbij staan. Ik laat hem gaan. Hij kijkt verloren om zich heen. Ik loop weer naar hem toe, we blijven huilen, samen, op zn minst. Zijn zus staat al minutenlang met haar hoofd tegen de muur, ze schuilt voor haar eigen tranen, verbergt zich voor alle omstanders die vreemd stil zijn.
bella, vrouw, 43 jaar
Log in om een reactie te plaatsen.
vorige
volgende