Het is vandaag zondag, ik heb een lichte kater (van de drank, welteverstaan) en ik heb het een en ander meegemaakt. Tijd voor een verhaaltje.
Dat verhaaltje begint op de afgelopen donderdag. Ik kreeg een telefoontje van een van m’n PvdA-vriendinnen. Of we iets konden afspreken. Ik antwoordde dat ik wel kon, maar dan alleen op de vrijdagavond. Zij reageerde met: ‘We houden wel even contact, want ik weet niet of ik dan kan.’ Priem. We hingen op, en ik ging door met m’n dag.
Fast forward naar vrijdagmiddag vijf uur. Ik zat in de trein naar huis – ik was in Rotterdam geweest voor de studie – en ze belde me. Ze kon die avond afspreken. Mooi. Waar gingen we dan eten? Ik vertelde dat ik, als zij niet gebeld had (soms doet ze dat namelijk), naar huis was gegaan en een omeletje met lekker veel groente en cheddarkaas had klaargemaakt voor mezelf. Dat vond ze wel lekker klinken, dus toen nodigde ze zichzelf min of meer uit om bij mij te komen eten. Ze eet best vaak bij mij, dus ik dacht: prima joh, ik heb toch genoeg voor 2. Om kwart over zeven bij jou thuis dan? Is goed.
Na te zijn aangekomen in Leiden liep ik naar huis en begon ik m’n voorbereidingen te treffen: champignons in kleine stukjes snijden, uitje snipperen, de vulling van de omeletjes opbakken (er zat ook spinazie bij)... Dat opbakken deed ik expres van tevoren, want zo kon ik heel snel twee omeletjes op tafel zetten.
Het was inmiddels kwart over zeven. Ze was er niet. Het werd halfacht. Ze was er nog steeds niet, maar appte wel ‘dat ze nu ging rijden’. Om kwart voor acht kwam ze dan eindelijk aankakken. Ik zat semi-geïrriteerd voor het raam, want dit was de zoveelste keer dat ze te laat kwam. Ze zag mij vanuit de begane grond zitten en zwaaide enthousiast.
Lieverds, ik wist dat ik zou gaan knappen. Ik wist dat ik die avond echt helemaal uit mijn plaat zou gaan tegenover haar. Ik wist het al toen ik stond te koken.
Ik ging d’r beneden ophalen, omdat de bel stuk was. Toen we de trap op liepen, zei ik dat ze wel tijdig met me had kunnen communiceren over het feit dat ze ietwat te laat zou komen. Ja, er was iets tussengekomen. Let wel: er kwam geen sorry uit. Ik zei nog half serieus en half grappend: ‘En wat zeggen we dan? Sorry!’ Zij met de toon die iemand opzet wanneer die gedwongen wordt iets te zeggen waar die het totaal niet mee eens is: ‘Sorry.’
Goed, wij naar binnen. Ik begin het omeletje klaar te maken. De irritatie blijft in de lucht hangen. Ik zei dat ik het ronduit onbeschoft vond wat ze deed. Ja, maar het was een noodsituatie. Of ik weleens een noodsituatie had meegemaakt. Dan heb je niet de mogelijkheid om tussentijds met mensen te communiceren, stelde ze. Mijn repliek: ‘Een appje kost een minuut.’ Nou, ze was het niet met me eens. Zij: ‘Ik ga toch niet in een noodsituatie met jou bellen omdat je anders bELeDiGd bent.’ Dat ‘beledigd’ sprak ze duidelijk uit met de intentie om mijn gevoelens te ridiculiseren.
Op een gegeven moment vroeg ze of ze weg moest gaan. ‘Ja, ik sta je omeletje klaar te maken.’ Zij: ‘Ja, maar je scheldt me werkelijk waar verrot.’ Let wel: op dat moment was er nog geen enkel scheldwoord gevallen. Zij: ‘Je moet oppassen wat je tegen me zegt.’
En toen kwamen er wel scheldwoorden uit. Ik werd woedend, laaiend, pisnijdig!
‘Mijn huis uit! Maak het een beetje! Fuck off!’
‘Ja?’
‘Fuck. Off!’ schreeuwde ik naar d’r, met mijn wijsvinger wijzend naar de muur.
‘Mag ik nog even m’n jas pakken?’
Ik heb de deur achter haar dicht gesmeten en ben naar het raam gelopen. Nee, ik heb niet het raam opengemaakt om nog iets vulgairs naar d’r te blaffen. De rest van de flat hoeft niet mee te genieten van deze ruzie. Doch, ik schreeuwde wel iets met de ramen dícht.
‘Je denkt toch zeker niet dat dit het enige is, vuile kankerteef die je bent?!’
En dat is het hem nou juist, lieve mensen. Dit was bij lange na niet het enige wat me niet zinde. Je moet echt heel veel flikken wil je me zó kwaad maken.
Maar wat heeft ze dan nog meer gedaan?
Kleine opsomming: 35 keer bij mij komen eten, en mij dan niet 1 keer uitnodigen bij jou. Mij nooit trakteren. Mij vooral niet bedanken als ik jou dan een keer trakteerde. Verder: je hebt bijna geen interesse in mij als persoon. Naar mij informeren doe je eigenlijk alleen als je na driehonderd uur eindelijk eens bent uitgeluld over jezelf. Of je informeert eerst naar mij, maar gaat dán driehonderdtweeëntachtig uur over jezelf lullen. Dat informeren doe je trouwens nooit uitgebreid: het zijn twee korte vraagjes, waarschijnlijk gewoon uit zogenaamde beleefdheid. Ten slotte: vaak te laat komen en gewoon respectloos omgaan met alles en iedereen. De rest mag wijken voor jóú. De wereld draait om jóú.
Ik ben echt zo blij dat ik van dat kutwijf af ben.
En nu het leuke deel. Gistermiddag ging ik met mijn collega-PvdA’ers lekker flyeren en rozen uitdelen in het centrum. We kregen gemengde reacties, zoals altijd. Maar het was gezellig. Mensen die ons slecht gezind waren, kregen van mij de boodschap dat ze vooral moesten gaan stemmen. Dat hoef je niet per se op de PvdA te doen. Na anderhalf uur was ik redelijk onderkoeld, net als de rest van het team. We besloten ermee op te houden. Zij gingen nog wat drinken met zijn allen en ik ging ergens anders naartoe. Want: ik had afgesproken met een vriendin. Voor het beeld: dit is de vriendin die me destijds vroeg of ik haar donor wilde zijn. Ja, dat was nogal een verzoek. Maar nu kunnen we er goed om lachen.
Wijn met haar gedronken, verteld wat er tussen mij en dat kutwijf was gebeurd... Ze sprak bewondering uit voor het feit dat ik m’n grenzen had aangegeven. Vond ze goed. ‘Nu nog op tijd je grenzen aangeven, in plaats van na een lange tijd. Maar dat leer je gaandeweg wel, joh.’ Gelijk had ze. We stonden op een gegeven moment buiten een sigaretje te roken, en toen was het: ‘Ik ga vanavond lekker naar Wie is de Mol? kijken.’ ‘Leuk’, antwoordde ik. ‘Zullen we lekker bij mij op de bank ploffen? Dan haal ik wat Indonesisch eten en dan gaan we samen naar Wie is de Mol? kijken. Lijkt je dat wat?’ Het schijnt dat ik op een bepaalde manier uit m’n doppen keek, want vlak daarna zei ze met een knikkend hoofd: ‘Ik zie jou kijken. Je vindt dit een geweldig idee. Je denkt: warmte, bank, eten, wijn, ik mag binnen roken... Jaaaa!’ Dat was toevallig ook m’n gedachte.
Wij naar haar huis. En toen hebben we precies gedaan wat zij had voorgesteld. We hebben ondertussen lekker gekletst over een miljard dingen, zoals we altijd doen. Na het eten vroeg ze: ‘Ga je met de bus naar huis? Of wil je blijven slapen?’ Ik had een megalange dag gehad, en zei daarom dat ik best zin had om te blijven slapen. Ze maakte de bank gereed en ik kon gaan liggen. ‘Welterusten!’ ‘Welterusten!’
De volgende ochtend zaten we aan de eettafel warme vloeistoffen naar binnen te werken. Zij thee, ik koffie. ‘Ik heb geen ontbijt in huis. Ja, sorry!’ Ik: ‘Ah joh, geen zorgen. Ik fix straks thuis wel wat.’ Zij: ‘Ja, maar wat wil je eten?’ Ik: ‘Nou, het is zondagochtend. Dus een croissantje zou er wel in gaan.’
Ik hoefde niet meer te zeggen. Ze ging de deur uit en kwam terug met de lekkerste dingen. Croissantjes, vers fruit, jus d’orange, eitjes... Jammie jammie! We peuzelden het ontbijt op. Terwijl ik aan het eten was, maakte ik een geluidje. ‘Maak je nou een kreuntje van genot?’ Ja. Geweldig vond ik het.
Ze is geweldig. Ik houd van haar.
Ze doet zo veel, omdat ze weet dat ik zonder na te denken hetzelfde zou doen voor haar.
So kann es auch, meine Damen und Herren. X